Eibergen,april 2009,
Beste lezer of lezeres!
Ik heb steeds het gevoel in me iets op papier te moeten zetten over
mijzelf, mijn familie en de omgeving waarin ik opgroeide. Ik zal
proberen dit zo nauwgezet mogelijk te doen zodat later nog eens kan
worden teruggekeken op een aantal, in mijn ogen roerige gebeurtenissen,
die niet in het vergeetboek mogen geraken.
Het lag niet in mijn bedoeling een genealogische verhandeling te
publiceren, echter toch moet de lezer goed weten dat onze naam Assink
al in het jaar 1300 genoemd werd in de betalingsregisters van het
bisdom Utrecht als het toenmalige erve Assing dat gelegen was in de
marke Driene in de buurt van Hengelo.
De naam Assink behoort dan ook tot de oude Twentse geslachten, waarbij
voor wie daar zin in heeft, een mooie taak is weggelegd dit
genealogisch nog verder te onderzoeken.
Zelf ondernam ik een zoektocht naar mijn voorgeslacht en werd daarbij
prima op weg geholpen door Jan Sprokkereef uit Markelo en Dr. Wim
Nijhof uit Apeldoorn wiens overgrootvader een broer was van mijn
overgrootvader.
Beide voorzagen mij van veel informatie.
|
Hier
komen ze dan, de Assinks waar ik van afstam:
Zwier Assink,
geboren ca.1560 ,
Hij woonde op erve Assinck in de buurtschap Elsen, dat te vinden
is tussen Rijssen en Markelo.
De inmiddels verbouwde boerenhoeve staat in aan de Rijssenseweg
60. Links een afbeelding van de boerderij.
In het verpondingregister van 1601 en 1602 is hij met 9 mudde (3,6
hectare) land één van de grotere boeren in Elsen.
Hij moet wel de toen genaamde 'vierde gast' geven, een soort
grondbelasting van 25%.
Uit zijn huwelijk is zoon Arent
geboren.
Arent Assink, geboren ca. 1600 te Elsen.
Arent wordt genoemd in het verpondingregister van 1649
waar hij tot een van de grotere boeren wordt gerekend in de boerschap
Elsen. Uit zijn huwelijk is zoon Tonis geboren.
Tonis Assink, geboren ca. 1620 te Elsen.
Tonis trouwde in 1651 in Rijssen met Trintien Jansen.
Kinderen uit hun huwelijk: zoon Hermen met vier broers en
een zus.
Hermen Assink, geboren ca. 1645 te Elsen.
Uit een tweede huwelijk in ca. 1680 met Jenneken Lenfers is
ondermeer zoon Jan geboren.
BET-BET-BETOVERGROOTVADER Jan
Assink.
Jan trouwde drie maal en kreeg totaal
dertien kinderen.
Hij werd geboren op 16-03-1684 te Elsen en was een zoon van Hermen
Assink en Jenneken Lenfers.
Gehuwd voor de kerk (1) ca.1700 met Jenneken Catteler, geboren ca.1680.
Gehuwd voor de kerk (2) ca.1710 te Rijssen met Hendrikjen Reefhuis,
geboren ca.1690.
Gehuwd voor de kerk (3) op 36-jarige leeftijd op 19-01-1721 te Rijssen
met Garritjen Roelevink, geboren ca. 1697 te Stokkum. Zij was dochter
van Jan Roelevink.
Uit het eerste huwelijk werd geboren:
1. Hermken, geboren te Elsen, gedoopt op 20-12-1705 te Rijssen
Uit het tweede huwelijk werden geboren:
2. Berend, geboren op 13-11-1712 te Elsen
3. Hermen, geboren op 09-12-1714 te Elsen
Uit het derde huwelijk werden geboren:
4. Hendrik, geboren te Elsen op 1722 te Elsen
5. Jan, geboren te Elsen op 1723 te Elsen
6. Garrit, geboren op 09-05-1727 te Elsen
7. Hendrik, geboren op 31-07-1729 te Elsen
8. Maria, geboren ca.1730 te Elsen
9. Jan Hendrik, geboren ca.1732 te Elsen
10. Harmen, geboren op 03-10-1734 te Elsen
11. Jenneken, geboren op 26-02-1736 te Elsen
12. Aeltjen, geboren op 17-11-1737 te Elsen
13. Harmen, geboren op 19-03-1741 te Elsen. (mijn
Bet-Betovergrootvader)
BET-BETOVERGROOTVADER Harmen
Assink.
Mijn bet-bet overgrootvader Harmen Assink werd op 19 maart 1741 als
laatste in de rij in Elsen geboren en in Rijssen gedoopt. Harmen
trouwde in 1783 met Janna Witten (1758-ca 1786) die afkomstig was van
de Borkeld bij Elsen. Na het overlijden van Janna hertrouwde hij in
1787 op 46 jarige leeftijd in Rijssen met de 28 jaar jongere (!)
Jenneken Scholman (ook genoemd Scholen). Dit kerkelijk huwelijk vond
plaats op 8 juli 1787.
Jenneke werd geboren in Herike op 30 juli 1768 en overleed op 22 juni
1831 in Elsenerbroek.
Harmen overleed op 1812 in Elsenerbroek.
Uit hun huwelijk werden geboren:
1. Gerrit Jan 1791-1870 (mijn betovergrootvader)
2.
Jan
1797- 1885
3. Gerrit
1801-1878
BETOVERGROOTVADER Gerrit Jan
Assink.
Gerrit Jan Assink, van beroep boerwerker, woonde te Elsen (Gem.
Markelo). Hij werd geboren op 28 november 1791 en overleed op 17
augustus 1870. Hij trouwde met Willemina Nijland op 25 juli 1815 in
Rijssen.
Uit dit huwelijk werden geboren:
1. Hermina 1816-1849
2. Arend Jan 1819-1881
3. Jenneken 1823-1870
4. Gerrit Jan 1825-1886
5. Jan
1831-1871 (mijn overgrootvader)
6. Overleden 1840-1840
Willemina Assink-Nijland was van beroep boerwerkster en werd geboren op
18 december 1793 in Goor.
Zij overleed op 6 februari 1865 in Elsenerbroek.
OVERGROOTVADER Jan
Assink.
Jan werd in 1831 in Markelo geboren. Hij overleed op 40 jarige leeftijd
(1871) te Ambt Delden. Jan trouwde met Harmina de Groot op 1 maart 1867.
Harmina werd geboren in 1844 in Goor en overleed op 30 jarige leeftijd
(1874) te Ambt Delden.
Jan oefende eerst het beroep van klompenmaker uit, later bekleedde in
het dagelijks leven het ambt van tolbeambte. Een mooi aandenken voor de
familie is nog steeds een geelkoperen tabaksdoos van Jan Assink,
waarin met een spijker gegraveerd werd "J.Assink Elsenerbroek."
Jan en Harmina kregen twee kinderen:
1. Willemina Aleida 1867-??
2. Gerrit Jan 1871-1944.
(mijn grootvader)
OVERGROOTVADER Gerrit de Groot.
Gerrit de Groot was zoon van Harmanus de Groot en Fenneken (of
Femmetje?) Boswinkel. Gerrit werd geboren in 1804 te Amsterdam en
overleed in 1883 te Goor. Gerrit was getrouwd met Aaltje Hartgers die
werd geboren in 1803 te Hellendoorn.
Zij overleed op 9 februari 1853 te Zwolle (in het Ziekenhuis?).
|
GROOTVADER
Gerrit Jan Assink.
Ik zal maar
beginnen iets te vertellen over mijn grootvader Gerrit Jan Assink.
Gerrit Jan werd op 16 augustus 1871 geboren in het Tolhuis van de
gemeente Ambt Delden.
Dit, in de loop der jaren verbouwde Tolhuis, vindt u aan de
Entersetraat in het Twentse plaatsje Goor.
Zoals u hiervoor al las zijn beide ouders van Gerrit Jan begin jaren
zeventig van de negentiende eeuw op nog jonge leeftijd overleden.
Gerrit Jan en zijn vier jaar oudere zusje Harmina (Mientje) werden
weeskinderen.
Opa de Groot uit Elsenerbroek werd tot voogd benoemd en droeg zorg voor
de opvoeding van twee wezen.
Opa de Groot was van beroep wever en was afkomstig uit het verre
Amsterdam.
Hij verhuisde jaren daarvoor met de trekschuit van Amsterdam naar
Enter/Elsenerbroek. Kennelijk kon opa de Groot de zware taak van
opvoeder wel aan.
Men beweert dat de eerste jaren van de opvoeding grote invloed hebben
op het verdere leven van een kind. Deze eerste jaren waren kennelijk
goede jaren want Gerrit Jan groeide in zijn verdere leven op als een
beminnelijk mens.
Rechts op deze
oude foto het geboortehuis van mijn grootvader.
Toch kreeg Gerrit Jan
op twaalf jarige leeftijd een geweldige klap te verwerk en:
opa de Groot overleed op 79 jarige leeftijd.
Gerrit Jan werd door de voogdijraad ondergebracht bij een boer in de
omgeving van Elsenerbroek.
Zijn zusje Mientje was zestien jaar en oud genoeg bevonden om voor
zichzelf te gaan zorgen.
Zij vond in Arnhem een betrekking als dienstmeisje bij een welgestelde
familie.
Gerrit
Jan moet een vak leren.
Hij moest maar timmerman worden, een vak waar je altijd de kost mee kon
verdienen.
En zo ging Gerrit Jan in de leer bij de plaatselijke timmerman.
Zes maal in de week vroeg op pad met z'n broodtrommeltje onder de arm.
's Avonds laat kwam hij dan weer thuis, doodmoe en een honger als een
paard.
Er was echter een gerecht waar hij nooit naar verlangde...
Gerrit Jan verafschuwde erwtensoep. Hij vertelde
later dat hij nog liever bij de varkens uit de trog at dan een bord
erwtensoep te moeten eten.
Men kende opa in de buurtschap
Elsenerbroek onder de naam Gerrit Jan de Groot.
|
Gerrit Jan heeft verkering.
Gerrit Jan
geraakte op vrijersvoeten, hij leerde Johanna Willemina Endeman kennen.
Haar roepnaam was Anne. Anne werd geboren op 10 februari 1879 en
groeide op in een gezin van acht kinderen. Haar vader Hendrik Jan Endeman was van beroep fabrieksarbeider en
haar moeder Willemina Endeman-Stoevenbeld noemde zich koopvrouw. Anne
was zeven jaar jonger dan Gerrit Jan die later wel eens de opmerking
maakte dat zo'n jonge meid nog wel eens van pas zou komen als hijzelf
zijn schoenveters niet meer kon strikken...
Gerrit Jan vond bij een der Goorse textielfabrieken werk als timmerman.
Dit is waarschijnlijk de weverij van Jannink geweest. Ook deed hij aan
sport want op deze afbeelding uit 1895 zien we Gerrit Jan als lid van
de "Goorsche Wieler Club" staande in de achterste rij, vierde van
links. Ze maakten wellicht deel uit van de Goorsche allergorische
optocht tijdens het School en Volksfeest.
Getrouwd!
Op 13 maart 1897 traden Anne en Gerrit Jan in het huwelijk. Ze huurden
een eenvoudig huisje aan de Possestraat in Goor. Er werden totaal zeven
kinderen geboren, waarvan een tweeling die direct na de geboorte kwamen
te overlijden.
|
Mijn
oom en tantes.
Na 7 maanden werd mijn tante Mien (Harmina) geboren op 12 augustus
1897. Het blijkt dat ook in deze tijd de eerste zwangerschapsduur vaak
heel wat korter uitviel dan de daarop volgende. Foei,foei,foei!
Na tante Mien kwam de doodgeboren tweeling (1898), vervolgens oom Jan
(Hendrik Jan) op 13 maart 1900, tante Jo (Johanna Wilhelmina) op 6
oktober 1902, en mijn vader Willem (Gerrit Willem) op 26 februari 1905.
Alle deze kinderen werden in Goor geboren, terwijl tante Gerrie
(Harmina Gerdina) als nakomertje werd geboren in de nieuwe woonplaats
Hengelo op 21 februari 1915.
|
Tante
Mien de Roo - Assink.
Tante Mien trouwde met Jan de Roo. Ze dreven in Hengelo een goed
lopende slagerij aan de Nieuwstraat in Hengelo. Wat me als kind altijd
heeft verbaasd is het verhaal dat tante Mien als meisje
hardloopkampioene van Twente was, en dat ze nu zo dik geworden was. Ze
woog volgens mij meer dan 120 kilo. Ik ging er toen van uit dat
sportmensen hun leven lang een slank figuur bleven behouden. Oom Jan en
tante Mien kregen drie kinderen, Gerrit, Annie, en Grietje (Gré).
Oom Jan Assink.
Oom Jan heb ik nauwelijks gekend. Hij trouwde op latere leeftijd met
een Groningse weduwe die bij hotel Eulderink in Hengelo werkzaam was in
de linnenkamer. Deze Tante Meta heeft, gelet op haar accent, haar
geboortestreek nooit verloochend. Dit huwelijk bleef kinderloos en
beiden zijn overleden.
Willem had nauwelijks contact met z'n broer Jan.
Mijn grootvader schonk zijn beide zoons als huwelijkscadeau een
grossierderij in aardappelen, groenten en fruit.
Mijn vader startte hiermee in 1932 in Enschede, en oom Jan in 1940 in
Hengelo.
Tante Jo Vos - Assink.
Een ieder die mijn tante Jo heeft gekend vond haar een schat van een
vrouw. Uit haar huwelijk met Jan Vos werd een meisje geboren: mijn
nicht Nanny, die nu in Koudum (Fr.) woont. Tante Jo en haar echtgenoot
vonden op een afschuwelijke wijze de dood op vrijdag, 6 oktober 1944,
evenals mijn opa die op de dag erna bij hevige bombardementen op het
centrum en het station van Hengelo de dood vond. Nannie bleef wonderwel
gespaard omdat ze koekjes was gaan bakken bij een tante in Tuindorp 't
Lansink. Ik kom hier later nog op terug.
Tante Gerrie Schekman - Assink.
Zij werd door haar grote broers en zuster "Zus" genoemd en zo kenden
wij haar ook.
Tante Zus genoot als enige van de kinderen Assink een schoolopleiding
aan de hogere burger- handelsschool in Enschede. 
Deze school (foto) stond op de hoek Beltstaat/ CF Klaarstraat en kan
gezien worden als de voorloper van de latere HBS.
Zij
trouwde in 1942 met Jan Schekman uit Holten. Jan en Zus dreven na de
tweede wereldoorlog in Deventer een
garage.
Uit hun huwelijk werden twee kinderen geboren: neef Jan en nicht
Anneke.
Tante
Zus was de enige Assink die nog veel wist te vertellen over de vroegere
jaren van het gezin Assink.
Ik heb hier dankbaar gebruik van gemaakt! Ze overleed in 2011 op
96 jarige leeftijd.
|
De
eerste huwelijksjaren van Gerrit Jan en Anne.
Zoals al verteld, was opa Gerrit Jan werkzaam als timmerman bij
textielfabriek Jannink in Goor. Dit hield in dat men werkweken had van
tenminste vijfenvijftig uur. Toch bleken de inkomsten hieruit niet
voldoende want oma Anne besloot dat er wat bijverdiend moest worden. Er
werd gekozen voor het venten met bokking. Anne ging met deze aan
wilgentakjes geregen gerookte haring de deuren langs. Dit was honderd
jaar geleden een aardige bijverdienste.
Oma Anne zat niet stil. Zij kocht 's zomers bij een boerderij aan de
rand van Goor pruimen die ze dan huis aan huis weer verkocht. Oma was
een echte zakenvrouw. Zo vertelde tante Zus dat haar moeder niet als
haar zusters in de fabriek wilde werken om aan de kost te komen. Ze
wilde de handel in.
Waarschijnlijk werd ze hierbij geïnspireerd door haar moeder, die zich
zoals ik al eerder schreef, koopvrouw noemde.
Oma had bijvoorbeeld de gewoonte de wekelijkse boodschappen op
donderdag in te slaan, en niet op vrijdag zoals het "gewone" volk dit
placht te doen. Vrijdags ontvingen de fabrieksarbeiders hun "loontoetn"
(het loonzakje) en moesten dan bij de plaatselijke kruidenier om de
wekelijkse boodschappen in huis te krijgen, vaak erg
lang op hun beurt wachten.
Anne had hier geen behoefte aan en vond dat ze haar tijd wel beter kon
besteden.
Zij kon zich dit permitteren omdat zij dankzij haar zuinigheid, aan het
einde van de week nooit krap bij kas zat. En als je dan dagelijks zo
met je handeltje van deur tot deur gaat, dan kom je er op den duur
achter welke dagelijkse behoeften de mensen hebben.
Zo ontdekte ze dat er in Goor behoefte bestond aan een groentewinkel.
In die jaren nam in Twente de industrialisatie een hoge vlucht. Dit
hield in dat een voornamelijk agrarische instelling van de bevolking
(wie had er toen geen eigen groente- of moestuin?), veranderde in een
industriële.
Men verdiende in 't Stoom (fabriek) immers veel meer dan met het paar
bunder grond en een paar koeien.
Echter, de zelfvoorziening van de gezinnen geraakte hiermede in het
slop.
Er was eenvoudigweg geen tijd meer om het land te bewerken als je
werkdagen had van tien uur of meer. En dit was nou juist de reden dat
er ook behoefte kwam aan dit soort detailhandel in dorpsgemeenschappen
zoals Goor.
Opa en oma hadden het dus bij het rechte eind. Zo rond de eeuwwisseling
vertrokken ze uit de Possestraat. In dit achterstraatje voelde oma zich
toch al niet thuis.
Ze kochten een pand met daarnaast gelegen pakhuis aan de Grotestraat in
Goor, waar de voorkamer als winkel werd ingericht. (Nu is dit
Grotestraat 58, het middelste pand op de foto en wordt thans
bewoond door kapper Bonthuis). De groentehandel kwam op gang...
|

G.J. ASSINK, GROOTHANDEL IN GROENTE & FRUIT.
Begin vorige eeuw werd groente en fruit werd op de boerenmarkt in
Zutphen ingekocht.
Anne ging hiervoor periodiek met de trein op en neer. Ze had een
treinabonnement. Hier verkochten de boeren uit de Hollandse Hoven, -
het gebied bij Zutphen aan de andere kant van de IJssel- hun waren.
Met paard en wagen werd de handel dan door Gerrit Jan opgehaald. Een
hele reis in die dagen.
Opa bezocht ook de industriestad Hengelo om bij collega
groentehandelaren de restanten groente en fruit uit te venten die ze in
Goor overhielden.
Zo ontstond de groothandel in groente en fruit.
Hierboven ziet u een foto van het pakhuis aan de Grootestraat in Goor
uit het jaar 1910 met Gerrit Jan Assink staande in het midden, Anne met
haar moeder Willemina Endeman-Stoevenbeld en mijn vader Willem als
jochie van vijf jaar met voor hem zijn grote broer Jan. De twee jongens
op de paarden zijn mij onbekend.
Zij behoorden waarschijnlijk tot het toenmalige personeel.
|

De groentehandel floreerde!
Ze hadden al gauw door
dat Hengelo een beter afzetgebied was dan het kleine Goor. Daarom werd
gedacht aan verhuizen van het kleine dorp Goor naar het grotere
Hengelo. En dat gebeurde dan ook op 28 mei 1913. De Assink's
betrokken op deze datum hun nieuwe onderkomen aan de Molenstraat 64 in
Hengelo.
Als voorbeeld voor de aannemer diende
een winkel/woonhuis aan de markt in
Zutphen. Nu is daarin een schoenenzaak gevestigd.
Wat waren Gerrit Jan en Anne trots toen ze hun nieuwe huis betrokken!
Rechts een
foto van de praalwagen van de firma G.J. Assink die meereed in een
allegorische optocht in Hengelo (O) in 1917.
vlnr ziet u: Jan de Roo, Mien Assink, Jo Assink,vriendin van Jo, Anne
Assink-Endeman,de
kleine Zus Assink, Gerrit Jan Assink , Jan Assink en mijn vader Willem
Assink.
En, de taalfout op het reclamebord zal opa de schilder wel hebben
vergeven na een toegezegde korting...
Nog steeds werd de Zutphense boerenmarkt bezocht waar nu ook de
zuidvruchten werden ingekocht bij de groothandel van Iliohan.
Deze Iliohan bezocht dan iedere zondag de familie Assink
(waarschijnlijk om af te rekenen), en at dan gelijk met de pot mee.
Tante Zus herinnert zich deze "oom" Iliohan als een aardige lange
magere man.
De zaken gingen goed. Het bleek dat ze in het centrum van Hengelo een
pracht van een locatie hadden uitgezocht. Hier kwamen de mensen naar
toe die bereid waren wat dieper in de geldbuidel te tasten. Opa liet de
zaak in dit zelfde jaar 1913 bij de Kamer van Koophandel inschrijven
onder nummer 01340 als Groothandel in Aardappelen.
Overigens vermoed ik dat het in het "groot" handel drijven ook wel wat
te maken heeft gehad met de wijze van inkopen die oma er op nahield.
Oma was nl. niet bang om teveel te kopen. Als je het in eigen winkel
niet kwijt kon, dan verkocht je het toch aan de collega
groentehandelaren? En als die het niet wilden afnemen, dan kon je het
altijd nog op de markt kwijt...
|
Veiling VVOB te Elst.
Zo rond het jaar
1920 bezocht mijn oma Anne Assink als eerste koopvrouw de fruitveiling
V.V.O.B. in de Betuwe. V.V.O.B. stond
voor "Veiling Vereniging Over-Betuwe" maar de kooplieden maakten ervan:
"Vink Verlangt Onze Beurs".
De heer Vink was de eerste directeur van deze veiling. Klik op deze
link voor de geschiedenis van deze veiling.
Oma ging dus in haar eentje naar de veiling. Zonder dat mannen haar
ondersteunden. Nou, nou, dat was me wat. Een vrouw die mannenwerk wilde
verrichten. Wat zal ze de eerste tijd een commentaar over zich heen
gekregen hebben van de "heren" kooplieden, als ze een partij fruit naar
hun mening te duur inzette.
De naam waaronder gekocht werd was ANNA. Deze naam werd door de
veilingknechten met krijt op de door oma gekochte kavels fruit
geschreven.
Ik geloof echter dat die periode van commentaar krijgen niet erg lang
heeft geduurd, want oma had het zogezegd in de vingers.
Ze was, zoals al eerder opgemerkt, een echte koopvrouw. 
Het reizen naar de veiling ging per trein. Hiervoor moest oma voor dag
en dauw opstaan om de eerste trein te halen. Soms, als ze zich wat
verlaat had, werd er keurig door de stationschef op haar gewacht voor
hij de trein liet vertrekken. Ze konden haar immers zien aankomen van
de overkant van de Stationsstraat.
In het hoogseizoen overnachtte ze in het naast de veiling gelegen
'Hotel V.V.O.B'. Dit was noodzakelijk omdat de eerste partijen fruit 's
morgens om 07:00uur al geveild werden.
Misschien van interesse vermeld ik hier de prijsnoteringen van het geveilde fruit bij
de V.V.O.B. op 29 juli 1940.
NB: het is mij onbekend tot welk fruitsoort, genoemd in het lijstje,
accuianen of acculanen(?) behoorde...
En voor de geïnteresseerden vond ik op het internet een uitgebreide
uiteenzetting over de fruitkweek en fruitveilingen door de jaren heen
in de Over Betuwe.
Klik hiervoor op deze link van Historische KringOosterhout, Slijk-Ewijk, Valburg en omstreken
https://www.historischekringoosterhout.nl/wp-content/uploads/2019/04/2012-12web.pdf
De groente werd door een commissionair op de veiling van Zwolle
gekocht, terwijl de zuidvruchten in Rotterdam werden gekocht zowel via
commissionairs als door haar zelf. Hierboven een kopie van haar
toegangsbewijs voor de citrusvruchten veiling in Rotterdam, waarbij zo
te zien nooit rekening was gehouden met vrouwelijk bezoek. Wat ik me nu
afvraag is, hoe de groente en fruit de lange hobbelige reis in de
treinwagons overleefden. Ook het vervoer over slechte wegen,
gecombineerd met een gebrekkige manier van verpakken bevorderden toen
niet zozeer de houdbaarheid. Het in zeer grote kisten of manden los
verpakte fruit was immers zeer gevoelig voor beschadiging tijdens de
lange reis naar Twente.
Maar goed, het ging toen kennelijk uitsluitend om de kwantiteit, en
niet zozeer om de kwaliteit.
|
Gerrit
Willem Assink.
Zoals ik schreef werd mijn vader, Willem Assink geboren op 26 februari
1905 in Goor. 
Ik herinner me dat hij me eens vertelde dat hij als klein ventje in
Goor soms samen met zijn vriendjes wel eens ging vissen in de Molenbeek
bij Diepenheim. Deze beek stroomt nu tegenover de Eterniet fabriek in
het (toen nog niet bestaande) Twentekanaal.
Het Twentekanaal kwam overigens pas na zes jaar graven in 1936 gereed
tot aan Enschede.
Op acht jarige leeftijd verhuisde hij met zijn broer Jan en zusters
Mien en Jo naar de Molenstraat in Hengelo. Een hele belevenis voor de
kleine Willem. Hij moest naar die vreemde school met al die
stadskinderen en een andere meester.
Willem zal het zeker de eerste tijd moeilijk hebben gehad op school,
daar in Hengelo.
Hij begon van school weg te blijven. Er was immers op straat veel meer
te beleven. Voetballen was z'n lust en z'n leven. Bovendien hadden z'n
vader en moeder toch niets in de gaten. Die waren veel te druk met de
zaak.
Op z'n negende jaar begon hij sigaretten te roken, hetgeen voor hem een
levenslange verslaving zou worden.
De opvoeding van de kinderen werd overgelaten aan het dienstmeisje die
voor het huishoudelijk werk waren aangetrokken.
Geregeld kwam de veldwachter aan de Molenstraat waarschuwen:
"den wittn van oe is wear van school weg ebleamn, hee is wear ant
voetbaln op stroat".
Dan kreeg Willem weer straf.... van de dienstmeid.
Ik stel me zo voor dat deze straffen nooit de strengste zijn geweest,
want zo'n dienstmeisje moest natuurlijk ook op haar tellen passen
anders vloog ze de laan uit.
De schooltijd verliep voor Willem dus moeizaam.
Ik heb overigens altijd bewondering gehad voor het schoonschrift dat de
kinderen vroeger werd bijgebracht op school. Willem schreef Assink b.v.
met zo'n mooie dubbele Duitse ringel S.
Bovenstaande
foto is gemaakt van de kinderen Assink omstreeks 1920 in de tuin van
hun winkel-woonhuis aan de Molenstraat
in Hengelo. Vlnr. staan Mien, Jan, Willem en Jo.
Op de voorgrond staat hun
kleine zusje Gerrie, ook Zus genoemd.
|
De jaren 1918
tot 1922.
Na zes jaar lagere school moest Willem net als z'n broer Jan
werkzaamheden verrichten in de zaak van z'n ouders.
Over deze periode uit het leven van Willem is mij helaas weinig bekend.
Hij was geen grote prater.
Zeker is dat hij flink moest aanpakken en hele lange dagen maakte.
De zaken liepen inmiddels voortreffelijk en inmiddels werd de
huishouding geheel aan een paar dienstmeisjes overgelaten.
Het spijt me overigens geweldig dat ik ook nooit vragen heb gesteld
over deze periode van zijn leven.
Willem's vrije tijdsbesteding.
Wel weet ik dat hij, zeg maar vanaf z'n zestiende jaar, deel uit maakte
van een vriendenclub. Enige namen die ik mijn vader wel eens hoorde
noemen zijn de gebroeders Weijschedé, Jan Hulshoff, Jaap Hulshoff die
late r met een
Duits dienstmeisje van de Assink's trouwde, Johan Weustink, Jan Koster
en Bernard Hunia. De laatstgenoemde werd later bloemist. Rechts
een kopie van een vergeelde foto uit 1921 waarop Willem samen met zijn
vrienden Jan en Jaap Hulshof, Jan Koster, de broers Weijschede en Johan
Weustink te zien zijn bij een kampeertent op de heide, ergens in de
buurt van Hengelo.
De interesse van Willem ging in zijn jonge jaren ook uit naar de
radiotechniek. Heel wat uurtjes werden hieraan met zijn vrienden
besteed om uit een krakende en gillende zelfgebouwde radio muziek te
toveren. In de twintiger jaren van de vorige eeuw stond de radio nog in
de kinderschoenen. Als je een beetje handig was, bouwde je in die tijd
zelf je radio. Dit was een stuk goedkoper dan een kant en klaar
exemplaar te kopen in de winkel.
|
De familie Evers-Camstra.
Ik vernam van Grada Camstra uit Haaksbergen, een nicht van mijn moeder,
dat de familie Camstra een eeuwenoud geslacht is.
Zij kwam in het bezit van de familie stamboom. Het blijkt dat onze tak
van dit geslacht traceerbaar is tot 1623. Bijna vier eeuwen geleden dus
toen de tachtigjarige oorlog nog woedde! Ook blijkt dat er ooit een
adellijke tak Camstra is geweest, die ophield te bestaan met de dood
van de ongehuwde Hans Willem Camstra in 1761.
Links ziet
u het familiewapen van het geslacht Camstra. Het betreft drie
kenmerken: de wolkam, een ster en een rad. De ster zou staan voor
Maria-verering, terwijl de wolkam en het rad staan voor werktuigen van
de wolkammers. Onze verre familie zou dus ontstaan zijn uit het ambacht
der wolkammers. Moeder had drie jongere broers Bertus, Ab, Henny en een
zusje Ada. Op de foto rechts ziet u mijn opa en oma Evers met hun hele
kinderschaar. Het kleine kereltje, moeders broertje Henny zou echter al
op vier jarige leeftijd overlijden aan de gevolgen van difterie. Zijn
overlijden heeft groot verdriet gebracht binnen het gezin. Kort nadat
deze foto is gemaakt is Henny overleden. Lange tijd verkeerde de
familie in rouw. Moeder heeft hier nog vaak met mij over gesproken.
Carolina Hendrika Evers.
Mijn moeder, Carolina Hendrika Evers, Lien genaamd, werd geboren op 17
januari 1906. Ze was de eerstgeborene van het echtpaar Albertus
Johannes Evers (*31-10-1879) en Jeltje Camstra(*10-10-1883). Lien
doorliep met goed gevolg de lagere school en de zevende en achtste klas
van hoofdmeester C.Hueting.
Deze school "C", gebouwd in 1900, was gelegen aan de Molenstraat in
Enschede achter het toenmalige Oude en Mannen - en Vrouwenhuis.
|

Verkeringstijd.
Lien leerde Willem Assink
kennen op zestienjarige leeftijd. In het begin ontmoetten ze elkaar in
het geheim.
Zij was immers nog veel te jong voor verkering vond haar moeder.
Maar daar was Lien het niet mee eens want iedere keer als ze een
afspraakje met Willem had, ging ze met haar kleine zusje Ada wandelen.
Zo ontmoette ze haar Willem dan toch.
De kleine Ada vond het wel best want als Willem kwam kreeg ze steevast
als zoethoudertje een lekkere reep chocolade...
|
Rijbewijs.
Willem was
inmiddels achttien jaar geworden en behaalde z'n rijbewijs door de
examinator te tonen dat hij zonder brokken te maken een rondje kon
rijden. De examinator volgde deze kunsten dan vanaf een afstand,
waarschijnlijk om niet onnodig zijn eigen leven in gevaar te brengen...
|

Opa Albert Evers.
Ik heb Opa Albert Evers nauwelijks gekend. Hij overleed toen ik drie
jaar was.
Opa had een kleermakerij waar hij zich bezighield met het vervaardigen
van herenkleding.
Het aanbod confectiekleding zoals we dat nu kennen had je toen nog
niet.
In die jaren lieten de heren zich door de kleermaker een kostuum
aanmeten.
In drukke tijden had opa drie kleermakers in dienst.
Opa was vanaf 1920 voorzitter van de Enschedese
koninklijk erkende rederijkerskamer Kunst Naar Kracht. De amateurtoneel voorstellingen van deze
vereniging vonden plaats in het oude gebouw Irene in Enschede in de
Noorderhagen.
Na de opening van het nieuwe gebouw
Irene, begin jaren dertig, vonden hier de toneelvoorstellingen plaats
onder de vlag van de O.V.A.L (Onderlinge Vereniging
Avro Luistervinken).
Opa verwierf jaren achtereen veel goede kritieken
over zijn acteertalent. Linksboven
een knipsel uit het dagblad Tubantia uit 1936.
Op de foto rechts ziet u opa (in het midden)
optredend als Tomas in de klucht "de bruiloft van Kloris en Roosje" die
ter gelegenheid van huwelijksfeest van de Enschedese textielfabrikant
Nico ter Kuile op 24 juli 1926 opgevoerd werd in het Enschedese
Volkspark(?).
Een fotoalbum met foto's die gemaakt werden op dit feest (inclusief
bedankbriefje van Harry ter Kuile) is in mijn bezit gekomen. Opa
Albertus Johannes Evers overleed op 66 jarige leeftijd aan de gevolgen
van keelkanker op 13 juni 1946.
|
Vaste
verkering.
Zo langzamerhand werd het tussen Willem
en Lien een wat serieuzere aangelegenheid. Ze ontmoetten elkaar in de
weekends niet meer in het geniep.
's Zomers, als het weer het toeliet, werden er samen met vrienden
fietstochten gemaakt in de omgeving van Enschede en Hengelo.
Moeder vertelde me dat ze dan veel schik hadden. Bijvoorbeeld, als ze
van Hengelo naar Haaksbergen fietsten, vroeg moeder aan mensen die ze
onderweg tegenkwamen, of dit de juiste weg naar Oldenzaal was. Dan
kregen ze hele verhalen te horen van "Nou, dan bint jullie
hier wal heemoal verkeert. Woar komt jullie dan vandan, en hoe he'j dat
toch had!"
Moeder hield zich dan van de domme en als ze de weg dan naar
Haaksbergen vervolgden, lagen ze krom van het lachen over het stuur om
de reactie die ze kreeg op haar vraag.
Ze vertelde me dat vader op doordeweekse dagen 's avonds laat soms
nog op de fiets vanuit Hengelo naar Enschede kwam om nog even een
glimp van z'n Lientje te kunnen opvangen.
En het viel dan voor de drommel niet mee om de volgende morgen bij het
krieken van de dag je bed uit te moeten, als het de avond ervoor laat
geworden was.
Willem's werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit het lossen van
de treinwagons. Dit lossen gebeurde uitsluitend met de hand. Heftrucks
kende men toen nog niet! Het vervoer van de aardappelen, groenten en
fruit van het stationsemplacement naar het pakhuis gebeurde dan met
paard en wagen. Zwaar werk dus, dat hij eigenlijk z'n leven lang is
blijven verrichten, zonder enige vorm van beklag. Hij wist toch niet
anders...
Op winterse zondagen kwam Lien met de trein naar Hengelo en at daar dan
met de pot mee.
Die "pot" viel bij de Assinks een stuk luxer uit dan thuis in Enschede.
Moeder vertelde me dat ze in Hengelo op een zondagsochtend iets heel
bijzonders voorgezet kreeg: dadels met Mon Chou!
Tjonge, wat een luxe was dat...
|

Fa. G.J. Assink & Zonen.
Groothandel in Groenten & Fruit.
Rechts ziet u een kopie van een verkreukelde foto van Gerrit Jan Assink
samen met zijn schimmel. Deze foto droeg mijn vader Willem Assink
altijd bij zich in z'n portefeuille. De foto had kennelijk emotionele
waarde voor hem. Hij vertelde me eens dat dit paard de lieveling was
van zijn vader en dat het de kunst verstond van traplopen. In het
pakhuis was een trap die naar een grote zolder leidde. Als het paard
dan beneden stond, en je riep hem vanaf de zolder, dan kwam hij de trap
op naar je toe. Ik denk overigens dat het wel problemen gegeven zal
hebben als hij weer naar beneden moest...
Maar ik dwaal af. Ik vertelde u over het zware werk dat verricht werd
in die tijd.
Maar Willem en z'n oudere broer Jan hadden vanwege het feit dat ze bij
hun vader in dienst waren, ook wel een bepaalde vorm van vrijheid.
En, om niet te vergeten, hadden de mensen toen veel meer tijd voor
elkaar en voor het werk dat verricht werd.
Het leven was veel gemoedelijker in die tijd.
Wat dat betreft zijn de tijden er nu met al ons gehaast en gejakker
niet beter op geworden.
Voor de rieten manden waarin het zachte fruit werd verpakt staan vlnr.
Jan Assink, Gerrit Jan Assink sr., de nog kleine Gerrit de Roo,
vervolgens het personeel Vennink, Jansen, een Duitse jongeman Paul
Pascholt, Gijs Bettman en als laatste inde rij Willem Bettman.
Waarschijnlijk zijn deze laatsten de grondleggers van het in Hengelo
bekende transportbedrijf Bettman.

Bananenstokerij.
De zaken liepen goed aan de Molenstraat.
Op 16 juni1922 vond de opening plaats van een nieuw gebouwd pakhuis
achter de Molenstraat 64 met als primeur voor Twente een
bananenstokerij.
Met een advertentie in het Twentsch Dagblad Tubantia en Enschedese
Courant werd van de opening van de bananenstokerij trots melding
gemaakt.
En belangstellenden mochten een kijkje komen nemen.
Hiernaast de uitnodiging in die krant.
|

Klik
op de afbeelding links voor
een aantal filmopnamen, toenmalige Commercials uit het jaar1923 van de
Hengelose Middenstand.
Het filmpje duurt ongeveer een kwartier en begint met een opname bij de
slagerij van mijn oom en tante De Roo. Een eindje verder ziet u een
opname bij de groente- en fruitwinkel van mijn grootouders. Ook komt
opa's trots, de Hansa Lloyd vrachtwagen in beeld die bestuurd werd door
oom Jan Assink.
|

De Waarbeek.
Een geliefd uitje op zonnige zondagmiddagen voor de toenmalige
teenagers was een trip naar de uitspanning "de Waarbeek",
gelegen aan het Twentekanaal, nabij de sluis in Hengelo. Daar kon dan
gedanst worden op "live muziek". Dit was ook de tijd die nu wel "de
roaring twenties" genoemd wordt. Misschien kun je zeggen dat deze
periode wel wat weg had van de "flower power tijd", die ikzelf
meemaakte in het begin van de beeld geeft van deze tijd, moet je eens
kijken naar Cabaret met Liza Minelli in de hoofdrol. Populaire dansen
in die tijd waren de shimmy en de charleston. Op de foto hieronder zien
we Willem en Lien op de voorgrond. Zo te zien was dit voor de dames de
tijd van de pothoedjes. Mijn moeder wist zich zo te zien hiervan te
onderscheiden door het dragen van een grote rieten hoed. Even nog een
beeld schetsen van "de Waarbeek". Je kon er roeibootjes en later zelfs
motorbootjes huren, zwemmen, en voor de kinderen was er een grote
speeltuin, waar ze zich uren konden vermaken. Zwemmen kun je er
weliswaar niet meer, maar ook nu nog is deze uitspanning een
drukbezochte uitgaansgelegenheid!
|
Geldontwaarding
in Duitsland.
Willem en Lien maakten in die twintiger jaren geregeld een uitstapje
over de grens. Duitsland was nagenoeg bankroet omdat de overwinnaars
uit de eerste wereldoorlog het land verplicht hadden tot enorme
herstelbetalingen. Dit had een gigantische geldontwaarding tot gevolg.
Het was zo erg, dat de Duitsers naar de bakker gingen met een
boodschappentas vol met bankbiljetten om een brood te kopen.
Men mocht in die tijd ook maar een gering bedrag aan Nederlandse
guldens importeren in Duitsland, maar daar werd natuurlijk enorm de
hand mee gelicht. Men smokkelde ons Nederlandse geld bijvoorbeeld
keurig opgerold in het frame van de fiets de grens over, en kon zich
daar dan voor een niet al te groot bedrag een bepaalde vorm van luxe
permitteren, die voor de Duitsers zelf niet was weggelegd. De
Enschedese jeugd ging dan ook geregeld uit dansen en lekker dineren in
Gronau omdat dat zo lekker goedkoop was in vergelijk met ons eigen
land. De Duitsers waren in die tijd gek op harde valuta>
|
Willem
op dansles.
Lien vond dat Willem ook maar eens op dansles moest gaan, want als je
als jongeman niet kon dansen, dan was je niet modern. Dat woordje
modern was in die tijd een veel gebruikte uitdrukking. Willem had er
overigens een hekel aan dansles. Hij voelde zich in een grote
mensenmassa niet op z'n gemak. Altijd als hij ergens naar binnen ging
waar een aantal mensen aanwezig waren was het voor hem een noodzaak
eerst even een sigaretje op te steken. Noemen de hedendaagse geleerden
dit nu sociale fobie?
Moeder vertelde me dat vader op 't laatst, om van het gezeur af te
zijn, besloot privé dansles te nemen bij een van de Hengelose
dansscholen. Een Foxie Foxtrot is hij nooit geworden...
|

Stationsstraat 11, Hengelo.
Zo rond 1930 maakte tante Jo Assink haar trouwplannen met Jan Vos
bekend bij haar ouders. Besloten werd dat tante Jo dan de winkel aan de
Molenstraat zou krijgen en dat er ee n nieuw
huis gebouwd zou worden aan de Stationsstraat, tegenover het station.
Rechts een krantenknipsel met het resultaat van de aanbesteding voor de
bouw van dit woonhuis. Eind 1932 kwam het huis gereed en de verhuizing
vanuit de Molenstraat 64 vond plaats begin januari 1933.
Tante Jo Assink had zich bij de bouw bezig gehouden met de
binnenhuisarchitectuur. Zij had volgens zeggen een goede smaak en veel
gevoel voor esthetica. Zo was bijvoorbeeld de grote badkamer helemaal
betegeld met zachtblauwe tegels, en er was zelfs een alarmkoord waarmee
je noodgedwongen een alarmbel kon laten rinkelen. Iets bijzonders in
die jaren.
Er was in die twintiger jaren kennelijk zoveel geld verdiend dat men
zich deze extra luxe kon veroorloven.
Een keer heeft Gerrit Jan zijn Anne de schrik op het lijf gejaagd door
aan het alarmkoord te trekken. Anne rende de trap op en in de badkamer
zag ze Gerrit Jan op z'n buik, met het hoofd onder water, in het bad
liggen. Wat was ze woedend op hem toen bleek dat het loos alarm was.
Het bleek een van Gerrit Jan's practical jokes te zijn die absoluut
verkeerd viel bij oma Anne. Hij moest daarom plechtig beloven nooit van
z'n leven weer zoiets onzinnigs uit te halen.
Oma en opa Assink hadden het in die tijd zo druk met de zaak dat er
naast de dienstmeisjes ook een huisknecht werd aangesteld.
De naam van deze 'butler' was Willem. Hij zwaaide de scepter over de
dienstmeisjes. Op deze foto staat Gerrit Jan Assink voor z'n nieuwe
woonhuis. Een anekdote die tante Zus mij vertelde is dat opa op een
zaterdagmiddag samen met een buurman op het hekje voor het huis
gezeten, de benen van al het vrouwelijk schoon dat passeerde,
waardeerden door ze een cijfer te geven van een tot en met tien. Opa
was toen de zestig al gepasseerd! Ze zeggen wel eens: hoe ouder, hoe
gekker!
|
Nep borreltjes.
Iedere zondagmorgen werd er door opa bij Hotel Deters aan de
Beursstraat een kaartje gelegd en een borreltje gedronken.
Het kwam nog wel eens voor dat er tijdens deze gelegenheden een
borreltje teveel werd genuttigd wat tot gevolg had dat opa na het
middageten de hele zondagmiddag zat te slapen, en dat stond oma niet
aan. Er moest dus een compromis worden gesloten.
Met de uitbater van dit gerenommeerde Hengelose hotel werd de afspraak
gemaakt dat hij twee borreltjes dronk en hierna borrelglaasjes met
kraanwater werden geserveerd. Hierin konden zowel opa, oma als de
uitbater zich vinden omdat de laatste voor deze glaasjes water ook
keurig vijfendertig cent in rekening bracht.
|

De Nederlandsche Spoorwegen.
Ook vertelde ik dat oma Anne regelmatig per trein de fruitveiling in
Elst bezocht. Oma was kennelijk een zo geregelde klant van de Spoorweg
Maatschappij dat, indien ze zich 's morgens vroeg wat verlaat had, de
conducteur keurig op haar wachtte en dan pas de trein liet vertrekken.
Ook interessant is dat ze 's zomers geregeld met de trein uit Elst
terugkwam met de treincoupé volgepakt met primeurs, zoals de eerste
aardbeien, frambozen, perziken en al wat dies meer zij. Hier kon je
namelijk wat extra's aan verdienen! Op het station van Elst zal het
voor de terugreis naar Hengelo wel ongeveer zo gegaan zijn:
" …kunt u nog even wachten conducteur, de laatste mandjes aardbeien
komen eraan….. "
Zou je tegenwoordig eens moeten proberen in de INTERCITY...
Als Anne’s trein dan arriveerde in het Station Hengelo, dan kwam het
regelmatig voor dat opa haar afhaalde met de vraag: wat en hoeveel heb
je vandaag gekocht?
Als hij dan te horen kreeg wat ze allemaal gekocht had, dan keerde hij
hevig mopperend met haar naar huis terug.
Hij vond dat ze dan weer veel te veel gekocht had. "….doar komt wiej
nooit van of, woar mo'w 't in godsnaam loaten! Ie liekt ja wa mesjogge…"
mopperde hij dan.
Ik vertelde het al eerder: oma was niet bang om grote partijen fruit te
kopen.
De foto rechts geeft prachtig weer dat primeurs een belangrijke rol
speelden in de groente- en fruithandel.
De klanten gingen er zelfs voor op het portret!
|


Hoogtevrees.
Ook een prachtig verhaal is dat van de slecht trekkende schoorsteen aan
de stationsstraat. Het huis aan de stationsstraat had een grote uitbouw
aan de achterzijde waarin zich onder andere de bijkeuken, de kookkeuken
maar ook een pronkkeuken bevonden. Op een dag bleek dat het fornuis,
dat zich in de kookkeuken bevond, nogal rookte. Een paar kraaien had
niet zo lang geleden in de schoorsteen geprobeerd hadden hun nest te
bouwen en dit veroorzaakte waarschijnlijk de verstopping. Hier moest
dus wat aan gedaan worden.
Opa liet zich op het keukendak tegen de ongeveer drie meter hoge
schoorsteen een ladder neerzetten, klom er op, en met een lange lat en
maakte hij de schoorsteen weer netjes schoon. Het karweitje was in een
ommezien geklaard en opa keek vol tevredenheid naar beneden. En dat had
hij nou niet moeten doen want toen bleek dat hij hoogtevrees had. En
niet zo zuinig.
Hij durfde niet meer naar beneden te komen en klampte zich angstig vast
aan de bovenkant van de schoorsteen. En schreeuwde dat ze hem moesten
komen halen. Oom Jan en mijn vader moesten hem toen met z'n beiden
staande boven op twee ijlings aangesleepte ladders heel voorzichtig
naar beneden helpen waarmee aan het avontuur voor opa een einde kwam.
Het paradoxale aan deze geschiedenis is, dat hij later samen met oma en
een collega grossier De Graaff uit Deventer(?) een uitstapje
maakten naar het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam, alwaar een
rondvlucht werd gemaakt in een echte vliegmachine.
Op de foto links staan Gerrit Jan en Anne nog veilig op de grond. Het
"vliegbewijs" van deze rondvlucht is rechts afgebeeld, en ik denk dat
opa dit vol trots aan de toenmalige toeschouwers van het nog niet
vergeten "schoorsteenavontuur" heeft getoond!
|
Anekdote.
Zelf vertelde mij in de zestiger jaren ene heer Aalders, fruithandelaar
en commissionair uit het Gelderse, dat ene Anne Assink hem in de jaren
dertig eens had gered van een grote catastrofe door een partij
aardbeien van hem over te nemen die hij abusievelijk gekocht had en
waarvan hij het aantal colli verkeerd had ingeschat. Hij vroeg me of
zij ook nog familie van me geweest was. Ik voelde toen een gevoel van
trots en ook van verdriet omdat ik haar nooit gekend had. Dit is
misschien wel een reden dat ik met deze kroniek bezig ben.
|
Grijze
haren.
Gerrit Jan schonk kennelijk veel aandacht aan zijn uiterlijk. Zo
vertelde mijn moeder dat hij zijn langzamerhand grijs wordende haar
verfde met thee. En laat nou niemand meer beweren dat mannen niet ijdel
zijn…
|
Delicatessen.
Tante Jo had van haar groentewinkel inmiddels een echte delicatessen
winkel gemaakt en was uiteraard een goede klant van opa als het om de
primeurs ging. Het ging iedereen goed daar aan de stationsstraat in
Hengelo in de dertiger jaren. Ook Jan Vos profiteerde van deze
overvloed. Hij was bij opa in dienst getreden als boekhouder en dit
heeft ongetwijfeld van hem in de jaren die volgden een gefortuneerd man
gemaakt.
|
Van Huifkar naar
Studebaker.
Het vervoer met paard en wagen werd opgevolgd door vrachtauto's. Enige
merken die ik nog weet te noemen, uit verhalen van oom Jan Schekman en
mijn vader zijn: HANSA LLOYD die nog uitgerust was met
kettingaandrijving en verder de merken REO, WHITE (model WA20) en een
DODGE. Van enige vrachtwagens zijn foto's bewaard gebleven, waarvan u
hier de digitale kopieën kon zien. De Dodge truck werd door oom Jan
Schekman van een nieuwe (sloop)-motor voorzien en heeft tot in 1942 nog
gelopen. Hierna ging het niet meer vanwege het gebrek aan brandstof.
Het (civiele) gemotoriseerde vervoer lag toen nagenoeg stil.
De motor van de Dodge werd gedemonteerd en ergens achter in het pakhuis
verstopt, waarvandaan hij nadien voor veel geld door Jan Assink werd
verkocht.
Rechtsonder
een foto van de White truck met een van de dienstmeisjes, geflankeerd
door de heren Jansen en Venning. Het kereltje op de laadbak is mijn
neef Gerrit de Roo.

  
Rond 1930 kocht Gerrit Jan deze Graham Paige die in 1935
werd ingeruild voor de prachtige Studebaker, type
‘President Sedan’ bouwjaar 1935.

Hierboven
de Studebaker "President Sedan" met afgebeeld vlnr Lien Assink-Evers,
Anne Assink-Endeman, Gerrit Jan Assink, Mientje Koenderink-Assink
en mijn vader Willem Assink.
|
Lien wil trouwen.
We gaan weer even terug naar het jaar 1927. Willem
en Lien kenden elkaar nu vijf jaar en beiden uitten bij opa en oma
Assink de wens om te mogen trouwen, want vijf jaar geduldig op elkaar
wachten was per slot van rekening ook niet mis! Bovendien had Lien het
dreigement geuit dat ze het uit zou maken als ze nog langer
zouden moeten wachten.

Ze stuitten echter met hun verzoek op flink wat weerstand bij
opa en oma Assink.
Die vonden dat ze eenvoudigweg nog niet aan de beurt waren. Eerst waren
Jo en Jan aan de beurt, die waren immers ouder. Zo ging dat nou
eenmaal.
Maar na lang aanhouden van Lien, die dan ook telkens dreigde de
verkering te verbreken, en ook aanvoerde als argument dat Jo en Jan de
kans voorbij hadden laten gaan gingen Gerrit Jan en Anne door de
knieën. Het verlovingsfeest vond plaats op 5 juni 1927 in huize Evers.
De trouwdatum van Willem en Lien werd bepaald op 1 september 1931.
Hieronder ziet u het portret van het gelukkige paar met alle genodigden
tussen de tuindeuren aan de Ledeboerstraat 64 in Enschede.

|

Willem en Lien getrouwd.
Willem zal op deze dag van de zenuwen het ene sigaretje na de andere
hebben gerookt, en pas nadat Gerrit Jan en Anne alle bestellingen de
deur uit hadden, vertrokken de Assinks vanuit de Molenstraat 64 naar
Enschede.
Hierna vertrok de bruidsstoet vanuit huize Evers aan de Ledeboerstraat
64 op deze prachtige nazomerdag in koetsjes van de Stalhouderij Beunk
naar het toenmalige stadhuis aan de Langestraat in Enschede alwaar de
trouwplechtigheid zou worden voltrokken.
Op deze foto ziet u het gelukkige paar
met links en rechts de bruidsmeisjes Ada Evers en Zus Assink.
Mijn moeder vertelde me dikwijls dat deze trouwerij een zeer chique
vertoning was in de stad Enschede.
Klik hier
voor een kopie van het bruiloftslied, dat gezongen werd op de wijs van
"einmal am Rhein".
Het bruiloftsmaal vond plaats in Hotel-restaurant "de Vluchte" aan de
Oldenzaalsestraat in Enschede.
Als u geïnteresseerd bent wat er zo'n driekwart eeuw geleden bij het
huwelijksfeest van Willem en Lien op tafel kwam als bruiloftsmaal, klik
hier.
Overigens, tante Jo trouwde pas met haar Jan Vos in 1933, en op oom Jan
werd maar helemaal niet meer gewacht, want die hield er in die tijd
uitsluitend losse relaties op na.
|
Willem en Lien
gaan in zaken.
Lien en Willem
kregen, zoals eerder opgemerkt, in 1932 als bruidsschat een
bananenstokerij- annex groothandel in groente en fruit in de grauwe
textielstad Enschede. Ook is er nog even sprake geweest van een
bruidsschat in de vorm van een hotel in het Duitse stadje Rheine.
Willem zag dit laatste echter niet zo zitten, waarschijnlijk vanwege de
onbekendheid met het hotelvak. Bovendien verkeerde Duitsland in deze
periode in een zware economische crisis en viel er op zakelijk gebied
dus weinig te verwachten in de horeca.
Willem gaf de voorkeur aan een groothandel in groente en fruit.
Daarom kocht Gerrit Jan voor Willem en Lien een leegstaand kerkgebouw
aan de Ledeboerstraat nummer 51 in Enschede.
Van deze voormalige christelijk gereformeerde kerk uit 1900 werd de
voorgevel geheel gewijzigd en intern verbouwd als pakhuis annex
bananenstokerij.
Het jonge paar had het geluk een woning schuin tegenover het pakhuis te
kunnen huren in de Ledeboerstraat nummer 52.
Deze Ledeboerstraat was voor de jonggehuwden overigens geen onbekend
gebied want op dat moment Lien woonde daar met haar ouders op het adres
Ledeboerstraat 64.
Rechts nog een mooie foto van opa Evers samen met z'n drie oudste
kinderen
poserend
voor het
huis.
Moeder vertelde me eens dat haar ouders wel zeker tien keer waren
verhuisd in Enschede.
Ik verdenk mijn oma Jeltje Evers-Camstra ervan dat zij degene was, die
zo als we zo mooi zeggen, 'geen zit in 't gat' had.
De Ledeboerstraat is gelegen achter het huidige warenhuis van V&D
aan de Boulevard 1945 in Enschede.
|
De Groothandel in Groenten, Fruit en
Zuidvruchten.
Het
pakhuis, de voormalige Chr. Gereformeerde kerk aan de Ledeboerstraat 51
dat door opa Gerrit Jan in 1930 voor 14000 gulden werd
aangekocht, werd vol handel gezet en er werd een vrachtauto van
het fabricaat Dodge gekocht.
Willem moest alles dan maar zien kwijt te raken. En natuurlijk ook nog
wat proberen te verdienen...
Rechts een artikel uit het Dagblad Tubantia van 22 oktober 1931, gewijd
aan de groothandel van mijn vader.
Onder
eerste klanten die op 21 oktober 1931 kwamen opdagen bevonden zich ook
de notoire dubieuze betalers.
Een anekdote hierover is later nog dikwijls door mijn moeder verteld:
Een bepaalde groenteboer uit Enschede weigerde een aantal facturen te
betalen. Dat was natuurlijk een doorn in het oog van mijn moeder die de
boekhouding verzorgde. Zij charterde een collega groenteboer die
gevraagd werd even een kleine dienst te verrichten door met zijn paard
en wagen even met haar mee te rijden. Ze reden gezamenlijk naar de
schuur van deze slechte betaler, haalden de groentewagen naar buiten,
bonden deze wagen vast aan de andere, en zo kwam moeder met dit mooie
onderpand terug aan de Ledeboerstraat. Ze dacht waarschijnlijk: een
brutaal mens heeft de halve wereld! De groenteboer in kwestie betaalde
daarna netjes het openstaande bedrag, en kreeg daarna zijn wagen, die
zolang in het pakhuis opgeslagen had gestaan, weer terug.
Wat mij ook altijd bijgebleven is zijn de verhalen over de
bananenstokerij. De groene bananen kwamen in trossen van ca twintig
kilo aan in treinwagons in Hengelo en Enschede en moesten dan in matig
verwarmde ruimtes opgeslagen worden om te rijpen. Dat ging door
toevoeging van ethyleengas.
Vanuit Jamaica in West-Indië, reisden dan ook dikwijls grote tropische
spinnen mee, die dan als je met de bananen aan het snijden was,
tevoorschijn kwamen en dan wel eens sprongen maakten van soms wel een
meter hoog.
Moeder schrok zich dan iedere keer weer een ongeluk...
Willem's concurrenten in Enschede waren die dagen de
firma's Scholten, Cohen (CO-BROS) en de Beer, waarbij
de eerstgenoemde de grootste was.
De zaken in Enschede liepen in het begin nogal stroef, maar naarmate de
firma G.W. Assink, Groothandel in Groenten, fruit en Zuidvruchten wat
meer bekendheid kreeg in Enschede en omstreken, begonnen de zaken beter
te lopen aan de Ledeboerstraat.
Ik heb nog een paar namen onthouden van het toenmalige personeel. Dit
waren de broers Cobie en Broer Huisman die later zelf een detailhandel
in groente en fruit zijn begonnen aan resp. de Janninksweg en de
Elferinksweg in Enschede.
Ook werkte bij vader een jonge knaap, genaamd Bos of Bosch, die later
aan de Kuipersdijk een tweedehands goederen zaakje dreef onder de naam
PEDDY. Deze laatstgenoemde, zo vertelde mijn vader wel eens, haalde
voor een kwartje in het pakhuis levensgevaarlijke kunsten uit door naar
boven te klimmen op ca. tien meter hoogte en dan hangend van de ene
hanenbalk naar de andere naar de overkant wist te komen. Men beweert
dat deze Peddy na de oorlog miljonair geworden is...
In Enschede aan de Ledeboerstraat liep inmiddels alles naar wens.
|

Het sociale leven van Willem en Lien.
Vaders zaak begon te renderen en ook kon enige tijd vrijgemaakt worden
voor hobby en sociaal leven.
Hij had een grote liefde voor kleurkanaries en was lid van de
kanarievereniging geworden. Af en toe viel hij in de prijzen met een of
meer kanaries. Rechts een krantenknipsel uit 1937.
Moeder werd lid van het operette gezelschap van de OVAL dat
geleid werd door de heer Roetgering-Schünlau.
Zij zong in het koor van dit operettegezelschap en heeft dikwijls in
herinnering gebracht dat zij hier vreselijk veel
plezier heeft beleefd. 
Ook waren Willem en Lien actief lid van
de Enschedese Zwemclub EZC.
Hier leerden ze een aantal mensen kennen waarmee ze geregeld feestjes
organiseerden in hun woonhuis aan de Ledeboerstraat.
Lien haalde haar diploma reddingzwemmen en was ook actief lid van de
kunstzwemgroep binnen EZC en moest geregeld met deze groep demonstratie
zwemmen in het land.
Zo vertelde ze mij dat ze ook voor de opening van het voormalige
zwembad in de nabijheid van de Mallumse Molen in Eibergen waren
uitgenodigd. Links een afbeelding van dit voormalige Eibergse zwembad.
|

Feestjes.
Rechts ziet u
een foto van een aantal van deze dames en heren, fraai gekleed in
galakostuum bijeen
in de huiskamer van Willem en Lien Assink aan de Ledeboerstraat.
Enige gezichten die ik mij van deze mensen nog herinner zijn:
1 Kees Thomasson,
2 Riek de Boer, 3 Paulie Pot, 4 Willem Assink, 5 Oom Ab Evers, 6
Sientje Thomasson,
7 Gon ?, 8 Lien Assink, 9 Gerda Verveld.
Ook werd eens een keer een apachen-bal georganiseerd, waar de
aanwezigen uitgedorst hadden
als Parijse straatbandieten met hun vrouwelijke aanhang. Hieronder zien
we het illustere gezelschap afgebeeld, met mijn moeder vooraan zittend
en rechts schuin daarachter mijn vader.
Het is mij niet bekend bij
wie dit feestje werd gevierd.
De foto is in het einde van de dertiger jaren gemaakt.
Kijk eens naar die zorgeloze, vrolijke gezichten. Zo te zien was er
geen kou aan de lucht.
En Willem en Lien hadden geen idee wat hen nog te wachten stond...

|

Een luchtopname van Enschede uit 1932.
Klik
op de afbeelding links voor een luchtopname uit 1932 van
de stad Enschede.
De letters "A" en "B" staan voor respectievelijk vaders Pakhuis en het
Woonhuis aan de Ledeboerstraat 52 in Enschede.
Ik heb dit jpeg bestand met opzet niet al te zeer gecomprimeerd zodat u
de opname mooi kunt uitvergroten .
Het braakliggende terrein links op de foto is van de voormalige
volkswijk "De Krim".
De meeste afdakswoningen die daar stonden waren inmiddels al gesloopt.
|
Oorlog.
Op 10 mei 1940 verklaarde Duitsland ons land de oorlog. De Nederlandse
bevolking was helemaal overdonderd door de onheilspellende berichten
die uit de luidsprekers van hun radiotoestellen kwamen: het Duitse
leger trok de grens over met groot vertoon van macht, daarbij slechts
op geringe tegenstand stuitend van onze Nederlandse grenstroepen. Op
sommige plaatsen werd door ons slecht bewapende Nederlandse leger
verbeten stand gehouden, waarbij hierdoor met name op de Grebbeberg bij
Rhenen vele slachtoffers vielen door het oorlogsgeweld. Ondanks de
overgave van de stad Rotterdam aan de vijand, werd deze toch daarna
zwaar gebombardeerd. Hierna volgde de algehele capitulatie aan de
Duitsers. Dit nutteloze en strategisch volkomen overbodige bombardement
op de nauwelijks tegen luchtaanvallen verdedigde stad Rotterdam heeft
een groot aantal burgerslachtoffers gekost, hetgeen bij onze
Nederlandse bevolking voeding gaf voor gevoelens van afschuw tegen
alles wat Duits was. Maar het leven ging in Hengelo en Enschede gewoon
door, en de bevolking raakte langzaam gewend aan de Duitse uniformen op
straat. Men dacht dat het allemaal nog wel zou meevallen... Toch deden
zich in de eerste oorlogsdagen al veranderingen voor die de voorboden
zouden zijn van een hoop ellende in de komende jaren voor onze
bevolking. Gemotoriseerd verkeer werd vanwege de benzineschaarste
verboden voor nagenoeg iedereen die niet kon aantonen hier beroepshalve
gebruik van te maken voor gemeenschapsdoeleinden, en bovendien gingen
een groot aantal levensnoodzakelijke artikelen zoals brood en
brandstoffen op de bon. Vanwege de langzamerhand ontstane
voedselschaarste werden in de grote steden van ons land gaarkeukens
opgericht waar de bevolking tegen inlevering van een vetbon, voor de
geringe som van 1 dubbeltje een gezonde maaltijd konden ophalen. In
Hengelo bij opa en bij mijn vader in Enschede werden contracten
afgesloten met het Rijksbureau voor Voedselvoorziening voor de levering
van aardappelen en groenten aan deze gaarkeukens. Een gedetailleerde
beschrijving over het functioneren van deze Enschedese gaarkeukens
staat in "n Sliep Steen" nummer
60 van eind 1999. Dit is het blad dat uitgebracht wordt door de
historische kring Enschede. Dit betekende in deze zware tijd een
gegarandeerd inkomen voor opa en vader. Er werd in die dagen veel
omgezet met zéér tevredenstellende resultaten.
Gerrit Jan vertelde eens, dat als hij bij wijze van spreken een keer
tegen een zak aardappelen aan schopte, deze zak honderd gulden meer zou
opbrengen. Ik denk dat hij hier mee bedoelde, dat hij er in principe
voor kon vragen wat hij wilde. Een aantal van zijn klanten die slecht
bij kas zaten, verstrekte hij een tweede hypotheek op hun huis als een
soort lening. Hiermee konden ze dan bij opa hun handel financieren. Dit
hield natuurlijk ook in dat hij deze groenteboeren aan zich bond en ook
dat leverde ook weer geld op.
|

Anne Assink ziek.
Maar wat heb je hier allemaal aan als je gezondheid je in de steek
laat? Oma Anne's lichamelijke gesteldheid werd slechter en slechter. Ze
wist dat ze niet meer lang zou leven. Eens, op haar ziekbed vroeg ze
mijn moeder te beloven onze Willem nooit in de steek te laten. Mijn
moeder deed deze belofte gestand! Het enige waar men zich binnen de
familie Assink zorgen om maakte was de lichamelijke gesteldheid van
Anne Assink. Anne was in 1939 beginnen te kwakkelen met haar gezondheid
en was toen nog maar zestig jaar. Later, na diverse onderzoeken bleek
dat ze leed aan een hier in het Noorden van Europa zelden voorkomende
leverkwaal. Erg vreemd, want oma had nog nooit in haar leven een
druppel alcohol aangeraakt. Hier zien we een afbeelding uit 1941 van
mijn oma, stevig gearmd met tante Mien en tante Jo. Het is goed te zien
dat oma al erg ziek was. Ze was erg vermagerd en was niet meer de
trotse, zelfverzekerde vrouw die we kennen van eerdere foto's in deze
kroniek. Ook zien we dat tante Jo er wat magertjes uitziet. Het is mij
bekend dat zij in deze tijd emotioneel behoorlijk wat te verwerken
heeft gehad vanwege een niet zo gelukkig huwelijksleven. Jan Vos had
z'n congé gekregen als boekhouder bij opa's groothandel en moest een
baantje aannemen als handelsreiziger bij de jamfabriek "de Betuwe". Opa
Assink kon het bloed van zijn schoonzoon wel drinken. Het verhaal gaat
dat opa Assink ooit in een zeer kwade bui Jan Vos met grote kracht een
melkkoker naar het hoofd slingerde toen deze de woonkeuken binnen kwam,
en hem (gelukkig maar) miste, waarbij de melkkoker tegen een muur van
de woonkeuken aan gruzelementen vloog. Het conflict ontstond toen bleek
dat Jan Vos die de boekhouding deed van de winkel en de groothandel, lange tijd fraude gepleegd had.
De bedrijfsleiding van de comestibles winkel aan de
Molenstraat werd overgedragen aan Egelbert en Jo van Tongeren. Jan en Jo Vos met dochtertje Nanny moesten verhuizen
naar een etagewoning in de Nieuwstraat in Hengelo.
Men was overigens heel erg gesteld op tante Jo, die zoals mijn moeder
wel eens vertelde, de eigenschap bezat niet te goed te kunnen plannen.
Ze had onder andere geregeld problemen met het aantrekken van haar
(zijden) kousen waar ze dan ladders in trok wanneer ze grote haast had
om uit te gaan.
Ze zat dan te jammeren omdat haar man al lang en breed vertrokken was
naar hun bestemming voor die avond.
Hij wenste hier dan niet op haar te wachten. Dit kenmerkt een de
atmosfeer in huize Vos.
|
Anne
schijndood.
Moeder vertelde mij dat Anne op haar ziekbed op een gegeven moment door
de huisarts voor de dood was weggehaald en, dat ze dit naderhand
helemaal niet zo op prijs had gesteld. Ze vertelde dat ze de mooiste
visioenen had gehad, die samengingen met een groot gevoel van
welbehagen. Oma was een aantal minuten schijndood geweest.
|
Anne
overleden.
Mijn oma Johanna Willemina Assink-Endeman overleed op 18 mei 1942 op
drieënzestig jarige leeftijd en werd begraven in een prachtig groot
koopgraf op de algemene begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat in
Hengelo. Opa vond het een noodzaak dat oma begraven zou worden in de nabijheid van de familiegraven van Stork, de
patriciërsfamilie in het Hengelo van toen. Hij wenste dat oma "op
stand" de eeuwigheid in ging. Dàt had ze toch zeker in haar leven
verdiend? Ik ben in januari '97 samen met mijn zoon Gert op zoek gegaan
naar dit graf.
Dat was op een bitter koude zondagmorgen.
Nadat we beiden de hele begraafplaats hadden afgezocht, en niets hadden
gevonden, gaven we de moed op, en keerden huiswaarts. Toen we de
uitgang van de begraafplaats naderden, was het een laatste blik naar
links die uiteindelijk succesvol bleek.
Ik had toen een beetje het gevoel dat het vanzelfsprekend was dat ik
het graf gevonden had...
Daar stonden we dan als enige stamhouders voor het graf, beide met een
vreemd gevoel van ontroering. Gevoelsmatig bracht het me een stukje
dichter bij mijn grootouders. Een goed gevoel was dat!
Overigens, voor diegenen onder u, die geïnteresseerd zijn in de ligging
van dit graf: als u de poort van de begraafplaats bent gepasseerd, en u
kijkt dan een beetje schuin naar links, dan kunt u het graf zien liggen
onder een grote boom.
Opa Gerrit Jan was weduwnaar geworden en moest het van nu af aan zelf
maar zien te runnen. De familie besloot na enige tijd dat er een
huishoudster moest worden aangesteld om de dienstmeiden aan het werk te
houden. Hiervoor werd gevonden ene mevrouw Jo Schothuis, een streng
katholieke weduwe uit Hengelo. Zij zwaaide voortaan de scepter in de
huishouding aan de Stationsstraat.
|
Anne
overleden.
Mijn oma Johanna Willemina Assink-Endeman overleed op 18 mei 1942 op
drieënzestig jarige leeftijd en werd begraven in een prachtig groot
koopgraf op de algemene begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat in
Hengelo. Opa vond het een noodzaak dat oma begraven zou worden in de
nabijheid van de familiegraven van Stork, de patriciërsfamilie in het
Hengelo van toen. Hij wenste dat oma "op stand" de eeuwigheid in ging.
Dàt had ze toch zeker in haar leven verdiend? Ik ben in januari '97
samen met mijn zoon Gert op zoek gegaan naar dit graf.
Dat was op een bitter koude zondagmorgen.
Nadat we beiden de hele begraafplaats hadden afgezocht, en niets hadden
gevonden, gaven we de moed op, en keerden huiswaarts. Toen we de
uitgang van de begraafplaats naderden, was het een laatste blik naar
links die uiteindelijk succesvol bleek.
Ik had toen een beetje het gevoel dat het vanzelfsprekend was dat ik
het graf gevonden had...
Daar stonden we dan als enige stamhouders voor het graf, beide met een
vreemd gevoel van ontroering. Gevoelsmatig bracht het me een stukje
dichter bij mijn grootouders. Een goed gevoel was dat!
Overigens, voor diegenen onder u, die geïnteresseerd zijn in de ligging
van dit graf: als u de poort van de begraafplaats bent gepasseerd, en u
kijkt dan een beetje schuin naar links, dan kunt u het graf zien liggen
onder een grote boom.
Opa Gerrit Jan was weduwnaar geworden en moest het van nu af aan zelf
maar zien te runnen. De familie besloot na enige tijd dat er een
huishoudster moest worden aangesteld om de dienstmeiden aan het werk te
houden. Hiervoor werd gevonden ene mevrouw Jo Schothuis, een streng
katholieke weduwe uit Hengelo. Zij zwaaide voortaan de scepter in de
huishouding aan de Stationsstraat.
|

Een chique trouwpartij in
Hengelo.
Toch was er naast het verdriet om oma, ook nog iets om met blijdschap
naar uit te kijken. Zus en Jan Schekman hadden hun trouwdatum
vastgesteld op 21 december 1942. Van deze trouwplechtigheid werd een
film (celluloid) gemaakt, die later door Nanny Vos werd overgezet op
videoband. Ook ik ben in het bezit van een VHS kopie van deze opname!
Als je goed oplet, zie je mijn vader en moeder ook nog in zeer korte
fragmentjes lopen. Mijn moeder was toen al in verwachting van mij,
terwijl mijn vader de voet in het gips had vanwege een gebroken enkel.
Deze foto is tijdens deze filmopnamen gemaakt en toont mijn opa Gerrit
Jan op de voorgrond met boven aan de trap aan de rechterkant mijn
vader, met naast hem, nauwelijks zichtbaar, mijn moeder. Voor mijn
ouders staan Jan en Mien de Roo.
De man met de bril is vader Schekman met aan zijn rechter zijde tante
Mientje, de zus van opa, en uiterst links moeder Schekman. Je ziet aan
Gerrit Jan z'n gezichtsuitdrukking dat hij een moeilijke tijd achter de
rug heeft.
|
Luchtoorlog.
Naarmate de tijd vorderde werd de oorlog voor onze bevolking voelbaar
moeilijker. Vanaf eind 1942 werd er veel hinder ondervonden van
bombardementen door geallieerde vliegtuigen op strategisch gelegen
objecten zoals het vliegveld Twenthe. Geregeld loeiden er 's nachts in
de Twentse steden de sirenes van het luchtalarm. Dit hield in dat een
ieder een veilig heenkomen zocht, b.v. in de kelder onder zijn huis of
in een der openbare schuilkelders die inmiddels in opdracht van de
overheid waren gebouwd. Het grootste deel van de bevolking waande zich
in huis wel veilig onder de trap naar boven of gewoon in de huiskamer,
althans op de benedenverdieping van zijn huis. Mijn moeder vertelde dat
hun witte keeshondje "Bobby" altijd bij luchtalarm in één van de
aanrechtkastjes kroop. Men kon pas weer gaan slapen als het luchtalarm
het sein alles veilig had gegeven.
Nachtrust werd zo langzamerhand een kostbaar goed.
Het was die tijd bij Willem en Lien Assink een komen en gaan van
reizigers die dan meestal voor één nacht aan de Ledeboerstraat
verbleven. Deze reizigers, (moeder vermoedde dat dit vaak mensen waren
uit verzetsorganisaties) die op doorreis naar het zuiden van het land
waren, werden meestal meegenomen door Harm Koeneman, een zakenrelatie
van vader uit het Groningse Sappemeer.
Deze Harm Koeneman leverde vader wagonladingen kool die nodig waren
voor de gaarkeukens in Enschede.
Dikwijls werd er tijdens deze kortstondige logeerpartijen een feestje
georganiseerd omdat deze Koeneman kennelijk voldoende middelen bezat om
de toen peperdure drank te financieren.
|
Kraamfeest!
Eindelijk na twaalf jaar huwelijk beviel moeder Lien op zaterdag, 24
april 1943 van een negen pond zware zoon die gelijk na de geboorte al
een spaarbankboekje met een voor die tijd grote som geld a NLG1000,-
als geboortegeschenk overhandigd kreeg van zijn opa Gerrit Jan, omdat
hij op zijn wens naar hem vernoemd was geworden. Veel geld in die tijd!
|

Ledeboerstraat.
Links een foto die genomen is achter ons huis aan de Ledeboerstraat 52
in Enschede.
Het is 1944 en ik ben op deze foto 13 maanden oud.
Zo te zien leed ons gezinnetje geen armoe en maakten Willem en Lien een
gelukkige indruk.
Moeder wandelde met haar rieten kinderwagen trots door de stad en als
mensen haar in de weg liepen, dus gepasseerd moesten worden, dan belde
ze even met de fietsbel die op de stang van de kinderwagen gemonteerd
was...
Sommigen sprongen dan opzij met de gedachte dat ze anders overreden
zouden worden door een fietser.
Deze foto geeft echter een verkeerd beeld van de toenmalige situatie.
Er heerste vooral in dit laatste jaar van de oorlog een continue angst
voor de bombardementen die zowel ´s nachts als overdag plaats vonden op
steden en dorpen in het grensgebied van Twente met Duitsland.
Bewonerslijst van de Ledeboerstraat in Enschede in 1939.
Voor de geïnteresseerden onder u: klik hier op de bewonerslijst van de Ledeboerstraat
uit 1939.
De met een sterretje gemerkte namen zijn de toenmalige hoofdbewoners.
Ook noem ik de joodse buren van mijn ouders die omkwamen in
concentratiekampen van de Nazi´s. Ik heb als kleine jongen mijn ouders
nog dikwijls vol afschuw horen praten over deze afschuwelijke Nazi
terreur.
|
Vergissingbombardementen.
De stad Enschede is, zoals ik al schreef, gedurende de tweede
wereldoorlog zwaar geteisterd door bombardementen. Het kwam nogal eens
voor dat geallieerde bommenwerpers werden opgejaag d door Duitse
Messerschmidt jachtvliegtuigen of binnen het bereik van
luchtafweergeschut vlogen.
De bommenlast werd dan op willekeurige doelen gedropt om dan snel naar
veiliger hoogten te kunnen stijgen.
Hierdoor zijn er bij vergissing een aantal bombardementen op
Nederlandse steden en dorpen uitgevoerd door met name Amerikaanse
vliegers die dachten zich nog boven Duits grondgebied te bevinden.
Gebrek aan opleiding van het Amerikaans vliegend personeel heeft
hierdoor in Enschede en Nijmegen verschrikkelijk veel extra oorlogsleed
veroorzaakt.
Deze lijst
vermeldt de datum en plaats van deze bombardementen op de
stad Enschede en is door dhr. Bert van der Velden uitgezocht en
ontleend aan de "Schadekaarten van de Gemeente Enschede 1946 en 1947"
uit het Gemeentearchief van Enschede.
Een uitgebreid verslag van het vergissingbombardement op Nijmegen,
Arnhem en Enschede van 22 februari 1944 kunt u nalezen in het door
Alfons E. Brinkhuis geschreven naslagwerk "DE FATALE AANVAL".
Dit boek wordt integraal weergegeven op als u op de afbeelding rechts
klikt.
(let op: dit pdf document telt 143 pagina´s !!!)
|
Gerrit Jan wordt
gedwongen te verhuizen.
Ook Hengelo werd in die tijd zwaar geteisterd door aanhoudende
bombardementen vanwege de strategische ligging van het aldaar liggende
spoorwegknooppunt.
Opa's woonhuis aan de Stationsstraat 11 en nog een ander nabijgelegen
woonhuis werden in 1941 gevorderd door de Duitse "Bahnhof
Kommandantur". Dit hield in dat het huis gemeubileerd moest worden
overdragen aan de bezetters.
Oom Jan Schekman heeft echter met een bakfiets het gehele meubilair en
de stoffering kunnen opslaan in in de P.J. Troelstrastraat 2 in
Hengelo waar opa vervangende woonruimte had gekregen.
In een brief , gedateerd woensdagmiddag 20 september 1944 schreef
Gerrit Jan aan zijn jongste dochter:
"Liefste
Zus,
Het is op het ogenblik druk in
Hengelo met de soldaten. Maar er gebeurt hier toch niets.
De bonen heb ik ontvangen,
velen dank.
Doe uzelf maar niet te kort, ik
red me altijd nog wel.
Johan Schothuis brengt ook
altijd wat mee, die zorgt ook wel goed voor me.
Wij leven als prima menschen
onder elkander.
Boter heb ik genoeg en brood
ook. Johan zorgt ook voor olie. Wij bakken nog
pannekoeken en aardappels opbakken met een uitje
dat is heel lekker."
Voor
zover een fragment uit deze brief waaruit blijkt dat het allemaal nog
wel meeviel in Hengelo.
Hoe kon opa weten dat zestien dagen later nagenoeg het hele centrum van
Hengelo platgebombardeerd zou worden en dat dit ook zijn einde zou
betekenen...
|

De bombardementen van 6 en 7
oktober 1944 op Hengelo.
Hieronder plaats ik een kopie van een artikel in de 'Twentsche Courant"
van 3 oktober 1984 waarin een overlevende beschrijft wat er zich
afspeelde op 6 en 7 oktober 1944.
Hengelo,
Een stralende herfstdag, die vrijdag 6 october 1944. Voor de Hengeloërs
is het niet ongewoon om soms de echo's van explosies te horen, wanneer
de geallieerden vanuit de lucht doelen aanvallen om de Duitse
oorlogsmachine verder te ontregelen. Op die vrijdag, en de dag daarop,
is de stad zélf het doelwit van de geallieerde vliegtuigen. Een regen
van bommen vaagt in die beide dagen de binnenstad en omgeving weg. Het
doelwit: het spoorwegemplacement, een belangrijke aan- en afvoerschakel
van de bezettingsmacht. Er kwamen 125 Hengeloërs om het leven en zo'n
500 Duitsers.
Bijna veertig jaar geleden voltrok zich deze ramp over de stad. De
aanval kwam onaangekondigd. Luchtalarm werd er niet gegeven, en dat was
een gelukkige omstandigheid, omdat de fabrieken daardoor niet
leegliepen.
In een verslag uit de Twentsche Courant uit '58, waarin onder de kop
"Hengelo herrezen" de gevolgen nog eens worden beschreven, wordt
ondermeer gemeld over die eerste dag: "Een groot deel van de binnenstad
was door bommen vernield, Maar ook was er onheil aangericht op de
Grundel, Anninksweg, Weemenstraat, Cronjéstraat, Oldenzaalsestraat en
Waarbekenweg. Politie, brandweer, Rode Kruis, reddingsploegen,
verplegend personeel alsmede vele geestelijken trokken er dadelijk op
uit om de gewonden bij te staan en de doden te bergen.
Uit datzelfde verslag: Aan de Telgen zaten toen mensen opgesloten in
een kelder. Door de enorme ravage die was aangericht, heeft men ze niet
snel genoeg kunnen bereiken. Toen men tot de schuilplaats was
doorgedrongen bleken allen te zijn overleden. Zo speelden zich op
meerdere plaatsen afschuwelijke taferelen af. Zoals de zes meisjes, die
onder de vallende muren van de KNKS de dood vonden, en na dagen van
zoeken en puin verwijderen werden gevonden.
De volgende dag was het rampgebied verlaten, maar de hulpverleners
zetten hun werk voort in de binnenstad. En zij werden door een nieuwe
bomaanval verrast. Het station kreeg nu vele voltreffers, het
treinverkeer werd onmogelijk. Het dodencijfer op deze zaterdag 7
october bedroeg 28 Hengeloërs. Van de binnenstad was vrijwel niets meer
over.
De heer G.J Schrage was in die tijd werkzaam bij de
distributiekring. Z'n journalistieke werk had hij in het begin van de
bezettingsjaren moeten opgeven, omdat hij weigerde een bombardement in
het begin van die periode op de hoek van de Brinkstraat en de
Enschedesestraat in de schoenen van de Engelsen te "schrijven". Hij
maakte de bombardementen van 6 en 7 oktober 1944 mee en herinnert zich
deze ramp, zoals hij die beleefde in details.

Op 6 oktober 1944 sloeg voor oom Jan en tante Jo Vos in de Nieuwstraat
het noodlot toe. Het kost moeite je voor te stellen wat het effect is
van een bombardement met fosfor bommen. Fosfor doof je nl. niet met
water, het brandt door totdat het is uitgewerkt. Jan en Jo Vos zijn
hierdoor levend verbrand. Afschuwelijk…
Het leven van mijn nicht Nanny bleef, zoals ik al eerder opmerkte in
deze kroniek, wonderwel gespaard omdat ze bij een tante in het tuindorp
't Lansink aan het koekjes bakken was. Nanny was toen negen jaar.

De bombardementen van 6 en 7 oktober 1944 werden uitgevoerd door resp.
36 en 35 stuks B26 Martin Marauders van de USAAF. (foto hierboven).
Zij wierpen in tegenstelling met de raids van de Britse Royal Air Force
vanaf grote hoogte hun
bommenlast af. Strategische bombardementen noemden de Amerikanen het...
Aldus de Henk van Baaren's zeer uitgebreide naslagwerk "Bommen vielen
op Hengelo".(uitgave: Broekhuis, Hengelo Ov.)
Opa Gerrit Jan ging op zaterdagochtend 7 oktober samen met Johan, de
zoon van zijn huishoudster Jo Schothuis, vanuit het tuindorp 't Lansink
naar de stad om de schade op te nemen.
Heel z'n levenswerk bleek weggevaagd door die verdomde oorlog. Zijn
dochter Jo, z'n mooie huis aan de Stationsstraat 11, het pakhuis en het
winkel/woonhuis aan de Molenstraat 64. Alles was weg.
Wat zal hij een verdriet hebben gehad.
Gelukkig wist hij toen nog niet onder welke verschrikkelijke
omstandigheden zijn dochter Jo en Jan Vos om het leven waren gekomen.
Opa was tussen de puinhopen aan het zoeken naar voorwerpen van waarde
toen er, zonder dat er luchtalarm werd gegeven opnieuw een hel losbrak
boven het centrum van Hengelo.

Hierboven
een kopie van opa's overlijdensbericht uit het Twentsch Nieuwsblad en
links ziet u de uitgebrande restanten van zijn winkelpand aan de
Molenstraat 64 met links daarnaast de eveneens uitgebrande slagerij van
mijn oom en tante de Roo.
...Johan Schothuis kon de schuilkelder van fietsenmaker Bruist aan de
Molenstraat nog bereiken. Hij raakte "slechts" licht gewond. Opa
reageerde te laat. Hij werd op slag gedood.
Oom Jan Schekman bezocht even hierna het ziekenhuis waar Schothuis was
opgenomen. Hier vernam hij waar opa's stoffelijk overschot gezocht zou
moeten worden. Hij vond het stoffelijk overschot van Gerrit Jan
uiteindelijk dichtbij de ingang van de schuilkelder van Bruist. Hij had
Gerrit Jan's zelfgebreide sokken herkend...
Gerrit Jan werd naast Anne begraven. Nu waren ze weer samen...
Mijn ouders vernamen van de notaris dat er nagenoeg niets te erven viel
uit de nalatenschap van opa Assink.
Ook bleek dat ook de altijd zo goed gevulde brandkast leeg was, hetgeen
voor iedere (?) betrokkene een onbegrijpelijke zaak was.
Wie had hier de hand in gehad?
Dit raadsel is tot nu toe nooit opgelost...
|
Bombardement van
22 maart 1945 op Enschede.
Uiteindelijk zou ons gezinnetje ook niet gespaard blijven voor dit
noodlot. Hieronder plaats ik een tweetal kopieën uit het boek ENSCHEDE
1940-1945 van T.Wiegman. Deze foto's geven de verwoesting weer aan
huizen in de onmiddellijke omgeving van de Ledeboerstraat.
lk citeer nu uit dit boek:
En zo werd het 22 maart 1945. Op deze donderdagmiddag verschenen
omstreeks 15.50 uur zes bommenwerpers boven de stad, die hun lading van
36 brisantbommen en 30 splinterbommen afwierpen. De bommen kwamen
terecht in de Berkenkamp, Beukinkstraat, Brinkstraat, Kalanderstraat,
Ledeboerstraat, Perikweg, Soendastraat en Spelbergweg, terwijl ook de
R.K. Kerk aan de Oldenzaalsestraat werd getroffen, blindgangers kwamen
terecht aan de Oldenzaalsestraat, Horstlindeweg, Jacob Obrechtstraat en
de Soendastraat. Blok 43 was zwaar getroffen, (Enschede was door de
luchtbeschermingsdienst verdeeld in blokken). De trieste balans bedroeg
65 doden, 32 zwaar gewonden en 100 licht gewonden. Ook de materiele
schade was groot, 96 woningen werden totaal vernield, l38 zwaar
beschadigd en 67 woningen kregen glas - en dakschade. Over dit
bombardement vertelde August Seckel later:
"Op het ogenblik, dat we laag overvliegende vliegtuigen hoorden,
sloegen de eerste bommen in. Ruiten vlogen eruit en de vloer goIfde
onder onze voeten. Plafonds vielen naar beneden. Tijd om naar de
schuilkelder te gaan was er niet meer, dus kropen we in de gang onder
de trap, de veiligste plaats in huis. Toen het even wat stiller werd
keek ik even naar buiten, en zag door rook en stof heen, mensen de
schuilkelder in vluchten. Opnieuw kwamen bommen fluitend omlaag. Terug
in de schuilplaats onder de trap goIfde opnieuw de grond toen de bommen
insloegen. De vliegtuigen waren even snel verdwenen als ze gekomen
waren. Tussen het lawaai door ging het luchtalarm. Het was 4 uur in de
middag, alles heeft maar een paar minuten geduurd maar de verwoesting
was compleet".
Dit bombardement dat zoals u las, ook de Ledeboerstraat trof, vernielde
ons pakhuis geheel en voor een groot gedeelte ons daar tegenover
gelegen woonhuis.
Mijn moeder lag op dat moment in bed vanwege een kort hiervoor geleden
miskraam.
Ook ik lag in mijn kinderledikantje als bijna tweejarige peuter m'n
middagdutje te doen.
Vader bevond zich in de tuin.
Hij zag de de vliegtuigen overkomen en de bommen op het huis vallen.
Hij moet versteend zijn geweest van schrik...
Ik kan me deze gebeurtenis uiteraard niet meer herinneren, maar mijn
moeder vertelde me later dat ze, kort voordat de bommen vielen, als het
ware door een onzichtbare hand in bed werd gedrukt.
Dit heeft wonderwel haar redding betekend want als ze uit bed was
opgestaan om met mij op de arm weg te vluchten naar de
benedenverdieping, was dit catastrofaal geweest voor ons beiden. Het
hele trapgat met de overloop waren verdwenen.
Als door een wonder was geen van ons drieën was gewond geraakt.
Ik had weliswaar de brokken puin in mijn ledikantje liggen, maar had
geen enkel schrammetje opgelopen.
De
afbeeldingen hieronder geven de
verwoestingen weer die in onze buurt
werden aangericht op deze 22e maart 1945.

"Tante" Bep Hofstede, een vriendin van
moeder vertelde me dat ze van haar werk als verkoopster bij de
herenmodezaak Kuiper aan de toenmalige Oldenzaalsestraat (nu Heurne),
direct na dit bombardement naar huis rende.
Ze kwam langs de Ledeboerstraat en zag dat ons huis ook gebombardeerd
was...
Moeder zat lijkbleek in een vrachtwagen van Koeneman en was niet
aanspreekbaar. Ze had een shock. Wat moesten ze nu? Nagenoeg alle
aardse bezittingen waren van het ene op het andere moment vernield of
zoekgeraakt. Enige meubelstukken konden nog gehavend uit de puinhopen
worden gehaald.
Later werd uit de restanten van het huis en het pakhuis nog veel van de
inboedel geroofd door aasgieren die hiervoor speciaal 's nachts op pad
gingen. We werden ook geholpen. Babykleertjes bijvoorbeeld, werden door
de familie Joh. Nijenhuis van de meubelwinkel aan moeder geschonken.
Vader Willem was helemaal de kluts kwijt na dit bombardement.
Moeder vertelde dat hij uren achtereen op de puinhopen aan het zoeken
was geweest naar zilveren dubbeltjes die hij opgespaard had. Alsof er
niet wat anders te doen was...
Achteraf denk je dan wel eens dat zo'n gebeurtenis een mensenleven lang
z'n sporen achterlaat.
Traumateams kende men toen nog niet, en iedereen moest maar zien hoe
hij of zij het rooide.
Vader was overigens niet tegen molest (oorlogsschade) verzekerd,
waarbij ik me trouwens afvraag of dit in deze oorlogstijd wel tot de
verzekerings opties behoorde.
Maar goed dat opa Assink mij dat spaarbankboekje had gegeven. Konden ze
zich van dat geld in ieder geval van de eerste levensbehoeften
voorzien.
Het was een gigantische catastrofe dus voor ons gezin die z'n nasleep
nog zou krijgen.
Hessenweg Enschede. 
Wij waren dakloos geworden en vonden voorlopig onderdak in het verlaten
huis van de familie K. aan de Hessenweg.
Deze K. was o.m. groepsleider van de NSB in Enschede-Zuid-Oost.
Mijn ouders kenden de familie K. van de
zwemclub E.Z.C. waar hij een bestuursfunctie bekleedde.
Deze had enige dagen eerder met zijn echtgenote en kinderen de wijk
genomen naar Groningen dat nog vast in handen was van de Duitsers.
De Tommies waren in aantocht en iedereen die wat op z'n politieke
kerfstok had kneep hem als een dief voor de zogenaamde "bijltjesdag".
Op eerste paasdag, 1 april 1945 werd de stad Enschede door het tweede
Engelse leger en het eerste Canadese leger onder bevel van
veldmaarschalk Montgomery bevrijd. Bijna iedere inwoner van Enschede
was blij…
In juli 1945 verhuisden we van de Hessenweg naar de Emmastraat 123 in
Enschede.
Mevrouw K. kreeg haar huis na de oorlog overigens niet weer terug omdat
in die tijd
veelvuldig de bezittingen van landverraders verbeurd werden verklaard.
|

Emmastraat 123, Enschede.
Volgens de "Naamlijst
voor den Telefoondienst" was hier in 1915 gevestigd het
assurantiekantoor van P.W.Zijlstra, en volgens het adresboek van de
Gemeente In Enschede woonde hier in 1939 de katoenagent J.W.Reinders.
In 1946 werd dit huis aan ons toegewezen door de dienst
volkshuisvesting en bood onderdak aan twee gezinnen. Op de eerste
verdieping woonde de familie Nijzing die waarschijnlijk ook
uitgebombardeerd waren. Twee gezinnen onder één dak dus.
Wij woonden beneden en vader en moeder sliepen op zolder.
Mijn kinderkamer was op de eerste etage aan de achterzijde van het
huis.
De familie Nijzing bewoonde de overige kamers op de eerste etage.
Ik herinner me de imposante met smeedijzer bewerkte voordeur, de grote
met blauw met wit en okerkleurige plavuizen betegelde hal met aan de
rechterkant de trap naar de eerste verdieping, waar ik geregeld via de
leuning naar beneden gleed. 's Morgens om half acht, tussen de middag
om twaalf uur en half twee en om half zes 's middags hoorde je de
fabrieksfluiten van de textielfabriek Scholten aan de Haaksbergerstraat
gaan ten teken van begin of einde van de arbeid. Tegenover deze fabriek
speelde ik in de ruïne van een weggebombardeerd huis. Later bouwde men
hier de supermarkt Weijenberg.
's Zondagmorgens kregen we zeer geregeld koffiebezoek van ooms en
tantes met neefjes en nichtjes. Er werden dan grammofoonplaten gedraaid
van de Ink Spots (=into each life some rain must fall ) en niet te
vergeten Bing Crosby (=now is the hour for me to say goodbye). Deze
laatste had een geweldig mooie stem, vond moeder. Nog mooier dan die
van Danny Kaye of Frank Sinatra.
Regelmatig bakte ze grote appeltaarten die door de hele familie geroemd
werden. Het leek er soms wel op dat ze er lucht van hadden gekregen als
er weer een gebakken was.
Dan hadden we zondags het huis vol fijnproevers.
Ik weet ook nog goed dat moeder zelf kroketten maakte van heerlijke
kalfsragout, toastjes met rode zalm en al dat soort lekkernijen.
Oom Cor en tante Ada Scheper kwamen zondags ook geregeld op
koffiebezoek. Ik vond het altijd reuze gezellig. We hadden veel plezier
met elkaar.

Op deze afbeelding zit ik samen met mijn nichtjes Ineke en Elly Scheper
op de bank in de serre.
|
Een nieuwe fiets.
Op mijn 8e verjaardag kreeg ik een mooie spiksplinternieuwe donkerrode
fiets waarmee me even daarna in de Prinsestraat iets vreselijks
overkwam.
Ik botste daar op een mooie zondagmiddag met losse handen fietsend,
fluitend en achteromkijkend, pardoes tegen de Austin Cambridge van
tandarts Lomars. De auto had geen schrammetje maar mijn fiets was
volkomen onbruikbaar omdat de het frame helemaal krom gebogen was.
Ik deed me in de broek als ik aan de reactie van mijn moeder dacht
omdat ik wist dat ze met veel moeite het geld bij elkaar geschraapt
hadden voor zo'n groot cadeau. Maar ook dit liep gelukkig met een
sisser af: vader kon de fiets weer laten repareren bij smid Arends aan
de Alsteedsestraat.
Bij deze smederij Arends heeft zich in september 1949 een ernstig
bedrijfsongeval voorgedaan.
Bij laswerkzaamheden aan de loop van een kanon vond er een enorme
explosie plaats waarbij de smid en zijn zoon ernstig gewond raakten.
Oorzaak van dit ongeval was een zich nog in de loop van het
luchtafweergeschut bevindende granaat. Op deze foto ziet u de
uiteengereten loop met op veilige afstand een aantal toeschouwers.
|
Vader
weer aan de slag.
Vader was na de oorlog weer op bescheiden schaal begonnen met z'n
groothandel in groenten en fruit. Hij had van de
schade-enquêtecommissie een paar duizend gulden ontvangen voor de
geleden oorlogsschade en gebruikte dit als startkapitaal. Als pakhuis
had hij een gedeelte van het niet meer als zodanig in gebruik zijnde
Station Noord aan de Hengelosestraat in Enschede. Ik plaats hier een
foto van dit Lokaal Spoorweg Station waar je tot het jaar 1937 per
trein naar Ahaus (D), naar Oldenzaal of naar Neede kon reizen.
Vader had het rechter gedeelte gehuurd. Op de foto zie je rechts nog
net een gedeelte van het belastingkantoor zoals het nu nog bestaat. De
zaken gingen echter niet zo goed. Vader miste de ondersteuning uit
Hengelo, waarvandaan hij altijd de zuidvruchten had betrokken.
Het ontbrak vader aan logistieke - en commerciële kennis om deze toch
wel noodzakelijke zuidvruchtenhandel op te zetten.
Hij betrok z'n handel van de veiling Zwolle, waar uitsluitend
Nederlandse groente en fruit werden geveild. Als transportmiddel kreeg
vader na de oorlog een oude Renault vrachtwagen toegewezen door de
autoriteiten.
Hij had een boekhouder, ene E. in dienst, die volgens moeder de zaak
fleste.
Ook was er een chauffeur, Jan O. die een zwarte dop voor een van z'n
ogen had en de bestellingen naar de klanten bracht.

Het ging bergafwaarts met de zaak. Vader bracht naar moeders idee veel
te veel tijd kaartend door in de koffie kiosk van Fije alwaar hij op
z'n klanten wachtte. Toch heb ik de indruk dat ook moeder veel eerder
het heft in handen had moeten nemen en vader niet had moeten laten
aansukkelen. Ik denk hierbij aan het dienstmeisje Hilly en later
mevrouw Schreur de werkster die toch ook moesten worden uitbetaald.
Moeder vertoefde menige mooie zomerdag samen met mij op Bad Boekelo,
terwijl ze zich toch ook verdienstelijk had kunnen maken in de zaak.
Hier plaats ik een foto die gemaakt is in 1950 en waar ik breed
grijnzend opsta met achter me m'n moeder in het wit. De rest van het
gezelschap zijn vermoedelijk enige leden van de zwemclub EZC. Zo voor
het oog van het Enschedese volk was er nog niets aan de hand in huize
Assink. Er werd in deze naoorlogse jaren nog steeds met volle teugen
genoten van de herwonnen vrijheid. De euforie die er na de bevrijding
heerste was weliswaar wat weggeëbd maar niets weerhield moeder ervan te
blijven genieten van het leven, zoals ze het immers gewend was geweest
voor de oorlog.
Ze wou gelukkig zijn.
Ik heb het gevoel dat vader de indruk wekte dat er voldoende geld werd
verdiend en dat niemand zich zorgen behoefde te maken.
En niemand maakte zich dan ook zorgen tot aan de dag dat er
liquiditeitsproblemen ontstonden. Het mooie leventje was voorbij en dat
was vooral voor moeder een hard gelag.
|

Een weekje kamperen bij het Lutterzand.
In de zomer van 1950 gingen we samen met oom Bertus en tante Annie
Evers en mijn neef Bertie en de nichtjes Rita en Anneke kamperen op het
weiland van boer Nolten aan het riviertje de Dinkel.
De tent waarin we sliepen bestond uit op elkaar gestapelde
groentekisten die aan de buitenkant dienst deden als afscherming en aan
de binnenzijde werden gebruikt als opbergvakken. Lange latten hielden
hielden de hele boel in fatsoen en als dakbedekking diende een groot
dekzeil.
In dit provisorische onderkomen werd gekookt en geslapen.
Vader kwam ’s avonds met z’n Renauld vrachtwagen van Enschede naar dit
vakantieadres gereden waar de warme hap dan al op hem stond te wachten.
Ik herinner me dat moeder en tante Annie op een morgen bij de slager in
de Lutte een mooi stuk vlees hadden gekocht dat ’s middags door de hond
van boer Nolten uit onze tent werd geroofd. Wat waren we kwaad op die
rover!
Geen vlees bij het avondeten dus…
Naar de huidige maatstaven gemeten ontbrak het ons toen aan enige vorm
van luxe, maar het was een onvergetelijke heerlijke vakantie.
We zwierven urenlang door de bossen van het Lutterzand, bouwden dammen
in de Dinkel, klommen in bomen en groeven gaten in de zandwallen van de
‘Greun'n Stet’ waarvoor we dan flink op ons donder kregen van onze
moeders.
‘s Avonds zaten onze ouders bij het kampvuur waar dan sterke verhalen
en de laatste moppen werden verteld die dan lachsalvo’s tot gevolg
hadden.
Tante Annie wilde op een avond de kampeerders de schrik op het lijf
jagen door zich te verkleden als spook. Ze had haar kunstgebit uit de
mond gedaan en een wit laken omgeslagen en terwijl ze haar gezicht van
onder het laken met een zaklantaarn bescheen probeerde ze haar
‘slachtoffers’ de stuipen op het lijf te jagen.
Deze act was een groot succes, helemaal toen ze na afloop van de act
bij alle kampeerders met een tandenloze mond aanklopte met de vraag of
ze ook toevallig een kunstgebit hadden gevonden. Dit had grote
hilariteit tot gevolg. Een dag later vond ze haar “valse tanden” terug.
Gelukkig maar...
|

De magere jaren.
Moeder was genoodzaakt kostgangers in huis te nemen aan de Emmastraat.
Ik meen me te herinneren dat we rond 1950 zelfs drie kostgangers hadden
die allen studeerden aan de Hogere Textielschool in Enschede.
Dit waren twee Javaanse jongens van Chinese afkomst en een Nederlandse
jongeman. Ik sliep niet meer in mijn slaapkamer op de eerste
verdieping, maar bij m'n ouders in de glazen serre die in de tuin
achter de woonkamer was gebouwd.
Op de foto rechts sta ik als ca 5 jarige Cowboy verkleed compleet met
lasso en revolver in de tuin. In deze tijd was ik ook vaak ziek.
Ik had geregeld last van netelroos (galbulten) en bovendien leed ik aan
astmatische bronchitis.
Gelukkig verdwenen deze kwalen toen ik een jaar of dertien was.
Achteraf denk ik wel eens dat deze kwalen een psychosomatische oorzaak
hadden. Indirect kreeg ik immers een flinke portie van alle spanningen
en problemen mee die thuis waren ontstaan.
Ik heb als klein ventje heel wat crisissituaties meegemaakt.
|

Naar school.
In 1948 moest ik voor het eerst naar school. Dit werd de Tweede
Prinsenschool van de heer Elling aan de Prinsenstraat, naast de
Synagoge. Mooi dichtbij ons huis: het was nog geen drie minuten lopen.
Het was een school die goed bekend stond in de stad.
Ik heb er dan ook heel wat basiskennis opgestoken, maar terugblikkend
was het toch geen fijne tijd.
Ik herinner me bijvoorbeeld, dat ik eens moest nablijven omdat ik mijn
taalgebruik niet netjes genoeg was geweest. Ik had "hartstikke" gezegd,
en dat was ongepast vond juffrouw Goudriaan van de tweede klas.
Op deze school hing het regiem als dat van een ouderwetse kostschool.
Bronchitis en galbulten waren oorzaak dat moeder me vaak ziek moest
melden op school. Ik weet nog goed dat vooral de nachten afschuwelijk
lang waren als ik piepend met een dichtgedrukte luchtpijp in bed lag.
Ook die galbulten waren erg vervelend. Je wist dat je er niet aan mocht
krabben want het vocht dat er dan uitkwam was erg besmettelijk en
veroorzaakte dan op andere plaatsen weer nieuwe uitbarstingen. Eraf
blijven lukte je niet omdat de jeuk niet om uit te houden was.
Maar zoals eerder gezegd, verdwenen deze klachten toen ik wat ouder
werd.
|

Oma Jeltje Evers-Camstra.
Zeer geregeld ging mijn moeder bij oma Evers aan de Hengelosestraat 59
op bezoek. Ik moest dan uiteraard mee. Ik schat dat het vanuit de
Emmastraat een half uur lopen was en we moesten dan altijd door de
Prinsessentunnel, waar ik me dan als klein ventje steevast achter een
der grote pilaren verstopte voor mijn moeder die dan deed alsof ze me
niet zag. Bij oma speelde ik dan op straat, of als het slecht weer was,
op de grote zolder. Vaak kwam oma bij ons een kopje thee drinken en ik
herinner me dat ze zich nogal bezig hield met het veranderen van haar
hoedjes. Ze kwam dan lopend naar de Emmastraat en later naar zelfs naar
de Weth. Haantjesstraat op het Ribbelt.
Een gezegde van haar was als ze weer eens een hoedje had
veranderd:
"Liena (zo noemde ze moeder), hoe vi'j mie dit heutke dan stoan?"
Ze deed dan voorkomen alsof ze een nieuw hoedje had gekocht.
En dan hadden moeder en ik schik omdat we wisten dat het 't zelfde
hoedje was dat ze hiervoor ook al diverse keren veranderd had. Heel
dikwijls waren bij oma ook tantes van mij op bezoek met neefjes of
nichtjes. Dat was altijd een gezellige boel. Oma had altijd TumTum
snoepjes in huis, die er bij ons kinderen best in gingen. Oma's huis
stond waar nu het hoge flatgebouw "de Eendracht 2000" staat, aan de
achterzijde van het station. Ze woonde dus schuin tegenover het huidige
garagebedrijf van Kokkeler.
Oma overleed aan longembolie na een kleine operatie in ziekenhuis
"Ziekenzorg" op 19 november 1957 op 74 jarige leeftijd.
Op foto links ziet u v.l.n.r. tante Ada
Scheper met op
haar schoot nichtje Elly en rechts oma Evers met op schoot nichtje
Ineke.
|
Zware
tijden.
Donkere wolken pakten zich echter samen boven de Emmastraat 123.
Vader was genoodzaakt de grossierderij aan de kant te doen omdat er
verlies werd geleden.
Hij trad in dienst als vrachtwagenchauffeur bij het groente
exportbedrijf van de Gebroeders Vlam dat gevestigd was aan de
Boddenkampstraat in Enschede. Het was gesitueerd naast de
verpakkingsgroothandel "Twepa" van de familie Snuverink.
Het was voor vader een pijnlijke degradatie nu hij moest werken voor
bazen die zich in de oorlog niet bijzonder vaderlandslievend hadden
gedragen en hierdoor in Enschede een slechte reputatie hadden.
Hij bracht vrachten groente weg naar de Grossmarkten in Osnabruck,
Bielefeld, Essen en veel andere grote steden in Duitsland. Ik mocht als
kleine jongen wel eens met hem mee en herinner me die
platgebombardeerde steden van na de oorlog nog goed.
|
Een
woning voor ons zelf!
Moeder probeerde bij de afdeling volkshuisvesting in het Enschedese
stadhuis met al haar overtuigingskracht de toenmalige wethouder
Vunderink te bewegen een nieuwbouwwoning toe te wijzen aan ons gezin
omdat het met twee gezinnen in een huis leven een op den duur
zenuwslopende bedoeling ging worden.
In 1953 was het haar dan toch gelukt! We kregen in het jaar van de
grote watersnoodramp in Zeeland, westelijk Noord Brabant en
Zuid-Holland een flat toegewezen aan de Weth. Haantjesstraat nummer 58
gelegen in de stadswijk 't Ribbelt.
Stel je voor, een moderne flat met in de keuken een warmwater geiser,
een aparte douche met hierin een ingebouwd lavet! Dit was voor ons een
ongekende luxe als je je beseft dat aan de Emmastraat mijn wekelijkse
grote wasbeurt altijd nog in een zinken teiltje in de keuken had
plaatsgevonden, en er door ons kleine gezinnetje toilet gemaakt werd
aan het granieten aanrecht. Het huis had op de eerste etage overigens
wel een badkamer, maar deze was door de huiseigenaar omgebouwd tot
keuken.
|
Een
angstig avontuur.
Ik herinner me dat we in het voorjaar van 1953 in afwachting van het
gereedkomen van ons nieuwe huis een paar weken bij tante Ada en oom Cor
Scheper aan de Min. Dr. de Visserstraat in de kost zijn geweest. We
sliepen daar met ons drieën op zolder. Ik vermoed dat dit gedwongen
verblijf veroorzaakt werd door een te late oplevering van ons flatje.
Op een zonnige woensdagmiddag maakten we tijdens dit verblijf nog een
hachelijk avontuur mee.
Samen met moeder, tante Ada en mijn nichtjes Ineke en Elly Scheper en
nichtje Hanneke Evers maakten we een wandeling via de Drienerweg naar
het Horstlinde.
Via de Witbreuksweg liepen we weer naar huis, en namen hier een kijkje
in een grote zandafgraving. Hier werden spaarbekkens gegraven voor de
drinkwatervoorziening van de stad Enschede.
Het gele zand dat hierbij vrijkwam werd gebruikt voor de aanleg van
nieuwe startbanen op het Vliegveld Twente.
Beide moeders hadden zich in het Lentezonnetje neergevleid, en wij
lummelden wat rond.
Op een gegeven ogenblik hoorden we een eind verderop hulpgeroep. Moeder
en tante Ada bedachten zich geen ogenblik en renden er naar toe. Wij er
achteraan!
Er stonden een paar jongens van mijn eigen leeftijd huilend en
schreeuwend te beduiden dat hun vriendje onder het zand lag. Ze hadden
waarschijnlijk een hol in een van de hoge zandwanden gegraven en waren
erin gekropen. Toen de wand instortte hadden zij zich kunnen redden,
maar hun vriendje Gerrit Stinissen lag op die plek nog ergens bedolven
onder het zand…
De beide zusters groeven op de aangewezen plek als bezetenen in het
zware gele zand, en minuten leken wel uren te duren. Op een gegeven
ogenblik schreeuwde moeder dat ze wat voelde op ongeveer een halve
armlengte diep. Met ons allen hebben we hem toen uitgegraven. De jongen
was lijkbleek en kon geen woord uitbrengen.
Beide moeders die trilden van emotie, probeerden de jongen op z'n gemak
te stellen.
Tante Ada heeft Gerrit later op de middag achter op de fiets naar zijn
hevig geschrokken ouders aan de Bentrotstraat gebracht. Wat een
spannende middag hadden we beleefd! We hebben er nog vaak aan terug
gedacht.
* Na een oproep in de TC Tubantia organiseerde Gerrit Stinissen in
september 2003 een reünie vanwege het feit dat hij vijftig jaar geleden
gered werd, en waar met uitzondering van beide moeders, alle
betrokkenen aanwezig waren. Ik trof daar tot m'n verbazing mijn
oud-buurman Diederik Kesler.
Diederik bleek een van de jongetjes te zijn die betrokken was bij dit
ongeluk. Hij werd bij deze instorting door het zand bedolven maar kon
gelukkig zijn hoofd vrijhouden. Hij vertelde dat hij nog lange tijd
last heeft gehad van deze traumatische gebeurtenis. Ook herinnerde hij
zich dat dat de beide dames flink gemopperd hadden over hun kapotte
nylonkousen.
V.l.n.r. in de achterste rij staan ds. Dick Ras, Elly Afman,
Diederik Kesler en Bertie Kesler.
Daarvoor staan Ineke Scheper, twee schoonzusters Kesler met ernaast de
initiatiefnemer Gerrit Stinissen.
De schijver dezes zit knielend in het gras.

|
Kostgangers
Ik moest voortaan dus op de fiets naar school. Deze flat, drie hoog,
zonder lift, was gelegen op de hoek van de Dotterbloemstraat. De
wekelijkse huur bedroeg Hf.12,- en werd de eerste jaren iedere week
door een medewerker van de bouwvereniging (een man met een leren
geldtas voor z'n buik) opgehaald. Dit lijkt nu een schijntje, maar ik
herinner me nog heel goed dat moeder soms moest krabben om dit bedrag
bijeen te krijgen. Eindelijk hadden we weer een beetje privacy. Hoewel,
ook in dit kleine flatje was het budget zo klein dat neveninkomsten van
een kostganger onontbeerlijk waren. De kostganger die meeverhuisde van
de Emmastraat naar de Weth. Haantjesstraat was Kees van Barneveld, die
een opleiding fotografie volgde aan de AKI in Enschede. Deze Kees van
Barneveld kreeg na z'n eindexamen een baan bij reclamebureau "De Zuil".
Nadien is hij nog lang actief geweest als PR man van de Twentse
Schouwburg in Enschede. Als laatste kostganger hadden we de boekhouder
van de Gebroeders Vlam in huis.
Deze Johan ter Laak uit Oldenzaal had een eigen luxe Auto! Een Peugeot
203 Berline met zo'n lange smalle motorkap. Hij vrijde met een meisje
uit de Hyacintstraat, de toenmalig landelijk bekende hardloopster Ine
Spijk.
|

Roberskom
De eerste zomer aan de Wethouder Haantjesstraat was voor mij een groot
avontuur. Er woonden in de nieuwe buurt veel jongens en meisjes van
mijn leeftijd en er werd toen wij er al woonden, nog druk gebouwd door
een aantal bouwbedrijven. De vierhoog flat aan de Dotterbloemstraat
stond nog in de steigers. Onze buurt was een grote bouwplaats.
Overal lagen steigerplanken en ander bouwmateriaal (onafgeschermd) waar
wij grote vlotten van bouwden en hiermee voeren op het toen nog op
sommige plaatsen vijftien meter diepe kleigat "de Roberskom".
's Winters was het ook feest in de buurt!
Op deze foto ziet u hoe we ons vermaakten op Roberskom.
Ik heb hier ook leren schaatsen op een paar veel te grote Friese
doorlopers, een schenking van oom Jan Stroeve.
Als je met deze schaatsen beentje-over wilde, brak je bijna je nek door
die gebogen punten met een stalen knoppen voorop.
Een jaar later kreeg ik echter voor Sinterklaas een paar moderne Friese
doorlopers zonder gebogen punten waar ik wel mee uit de voeten kon.
Ook vermaakten we ons prima als er een pak sneeuw lag. Dan gleden we
met onze sleetjes van de hellingen naar beneden.
Dat ging dan met hoge snelheid, want de helling uiterst rechts op de
foto was de eerste jaren dat we er woonden vele malen steiler. Als je
dan geluk had, kwam je soms wel met je sleetje tot aan de andere kant
van de bevroren vijver. En dan was je kampioen!
Enkele
jaren later werd het voormalige kleigat gedeeltelijk gedempt en de
schuine helling aan de kant van de Weth. Haantjesstraat geëgaliseerd.
In het linkse flatgebouw op de foto woonden we links bovenin.
|

Een flatwoning.
De meeste flatgebouwen in Enschede hadden toen geen liftinstallatie en
dat moet met name voor de kolenhandelaren een kwelling zijn geweest.
Ik zie deze mannen, die er vaak uitzagen als Zwarte Pieten, nog puffend
en zwetend bij ons naar boven sjouwen met de zware jutezakken vol kolen
op de rug die dan geleegd werden in de kolenkist op het balkonnetje.
Bij ons kwam de chauffeur van kolenhandelaar Goldschmidt die van moeder
altijd als troost een fooitje voor de verloren zweetdruppeltjes kreeg.
Centrale verwarming was toen nog een te grote luxe, en een
Arbowetgeving bestond ook nog niet...
Ik sliep op de zolder waar vader met hulp van oom Cor Scheper een
kamertje had afgetimmerd van panlatten die werden bespannen met jute.
Hierover werd dan kranten en daarna behang geplakt.
Het was er 's winters bijna even koud was als in de buitenlucht.
Het vroor in die jaren 's winters vaak vele nachten achtereen streng
tot zeer streng! Ik sliep dan onder wel vijf dekens en had dan door
moeder gemaakte slaapsokken aan die van oude dekens waren gemaakt.
Ook kreeg ik dan met heet water gevulde Grolsch beugelflesjes in bed
die dan als warmwaterkruik dienst deden.
En zo kwam Gerrit Jan Splinter dan door de winter…
's Zomers was het op zolder soms gloeiend heet als de zon de hele dag
op het dak had staan bakken. Een flink pak isolatiemateriaal en een
betere luchtverversing had uitkomst kunnen bieden. Maar over het
isoleren van woningen maakte men zich in die jaren niet druk. Het enige
wat toen telde was kwantiteit. Er was na de oorlog immers een
gigantisch woningtekort ontstaan…
Omdat we in die jaren geen koelkast hadden (dat was in die jaren nog
een grote luxe), moest ik wel eens van moeder op de fiets naar de
Grolsch brouwerij aan de Brouwerijstraat om voor een kwartje een groot
blok ijs te kopen.
Het blok ijs werd dan in een teil werd gelegd, er ging een doek
overheen, en dit dan diende als "ijskast".
|

Duimen.
Ook had ik in deze periode nog te maken met een grote schaamte. Ik
duimde nog steeds.
Ik kon het niet laten met m'n duim in de mond te zitten met onder m'n
neus de heerlijke geur van het stinklaken, zoals ik het stukje laken
noemde dat mijn moeder me periodiek in de handen drukte als het
gebruikte laken al te zeer begon te stinken.
Toen Kees van Barneveld er later in1955 een foto van maakte, werd ik er
op een hele doeltreffende wijze mee geconfronteerd: het resultaat was
dat het duimen van de ene op de andere dag was afgelopen.
Ik plaats hier deze foto waarop te zien is dat ik kort geleden nog
hinder van netelroos had gehad, gezien de korstjes hoofd en handen. Ik
las hier een strip van Kapitein Rob, waar ik in die periode verzot op
was.
|
KUREAS
In 1954 kreeg mijn vader kennis aan een zekere Reijso, een zoon van de
in Enschede aan de Deurnigerstraat wonende agent van Volvo Vrachtwagen.
Vader had hem verteld dat hij wel graag weer voor zichzelf wilde
beginnen maar dat het hem ontbrak aan middelen om een nieuwe
vrachtwagen aan te schaffen. Alle beschikbare vergunningen had vader
immers in z'n bezit en in Duitsland lag het geld voor het oprapen.
Er moest dus iemand worden gevonden die de voorfinanciering kon regelen
voor een nieuwe vrachtwagen. Reijso wist wel iemand. Ene Piet Kuitert,
de slager van de Malangstraat op het Hogeland was wel bereid geld te
steken in deze nog op te richten firma.
Een firmanaam werd ook gauw bedacht. Als KUREAS werd deze nieuwe firma
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Een prachtige lichtblauwe
Volvo vrachtwagen werd gekocht maar al gauw bleek deze Reijso een grote
boef en avonturier te zijn. Van zaken doen in Duitsland kwam helemaal
niets terecht. Reijso hield zich voornamelijk bezig met de jacht op
vrouwen in plaats van op klanten. Vader had zich beter niet in dit
avontuur kunnen storten. Ik weet me te herinneren dat er in die tijd
grote spanningen waren in ons gezin. Er werd toen ook armoe geleden.
Vader heeft zich een week of acht nadat ze in het bezit waren van de
vrachtwagen uit deze firma teruggetrokken en zat dus zonder werk en
enige inkomsten.
Via een kennis heeft vader toen nog een baantje als
vrachtwagenchauffeur gehad bij de bouwmaterialen - en betonhandel van
Gerretsen in Lonneker.
Dit betekende dat vader op vijftigjarige leeftijd zeer zware arbeid
moest verrichten om aan de kost te komen. Hij moest de hele dag zware
betonblokken laden en lossen zonder enige hulp van machines.
Moeder heeft in die tijd ook nog thuiswerk verricht. Ik geloof voor een
confectie atelier.
Ze vonden het verschrikkelijk. Maar wat moesten ze anders, vader had
toch niet de kennis om een ander baantje aan te nemen, althans geen
baantje waar z'n botten het wat minder zwaar te verduren hadden.
Stel je mijn vader eens voor, een stille introverte man, die in weelde
was opgegroeid in Hengelo en nu door toedoen van die rot oorlog
gedwongen was een slecht betaald baantje aan te nemen.
Dit was een afschuwelijke situatie bij ons thuis en een periode in mijn
leven waar ik eigenlijk liever niet aan terugdenk.
|

Weer een eigen zaak!
Nog steeds hadden vader en moeder contacten met Harm Koeneman uit
Sappemeer die ook wel zag dat het met vader op deze manier bergafwaarts
ging. Hij was degene die vader in 1955 een paar duizend gulden leende
om hiervoor een tweedehands vrachtauto te kopen en weer opnieuw te
beginnen, maar nu uitsluitend met een groothandel in binnenlands fruit.
Vader kocht zich een tweedehands vrachtwagentje van het merk Bedford
dat eerder dienst had gedaan bij de drankenhandel van Keizer in
Enschede. Deze gele (coca-cola Kleur) Bedford vrachtwagen had een open
laadbak en werd door vader op het parkeerplaatsje op de hoek van de
Wethouder Haantjesstraat en de Dotterbloemstraat met een kwast prachtig
overgeschilderd. Ik herinner me nog dat vader weer voor het eerst naar
de veiling in Elst was geweest waar de commissionair Jo van der Linden
hem een lading fruit kocht, die dan zo snel mogelijk in Hengelo en
Enschede uitgevent moest worden bij de groentewinkels en comestibles
winkels. Het was zaak 's zomers met de primeurs als eerste bij de
klanten te zijn. De eerste rit draaide overigens uit op een fiasco
omdat vader zich vergist had bij het vaststellen van de
verkoopsprijzen. Vader begon in Hengelo bij Diederik van Noort z'n
fruit te verkopen. Vervolgens bezocht hij mevrouw Jo van Tongeren die
een comestibles winkel had in de Molenstraat. Ook werden op Klein
Driene nog even de groenteboer Jan van de Vegt, Jitze de Groot van de
Enschedesestraat en in de Drienerstraat Evert Fransen bezocht voor dat
het grote werk in Enschede begon.
|

Vader ziet weer licht aan de horizon.
Ik maak van een aantal groente - en comestibles winkels in Enschede
waar vader die eerste jaren aanging met z'n Bedfordje vol Betuws fruit
een lijst, eigenlijk om zelf nog eens even stil te staan bij deze
periode.
Ongetwijfeld heb ik er een aantal over het hoofd gezien, maar de
volgende namen herinner ik me nog:
Ik maak van een aantal groente - en comestibles winkels in Enschede
waar vader die eerste jaren aanging met z'n Bedfordje vol Betuws fruit
een lijst, eigenlijk om zelf nog eens even stil te staan bij deze
periode.
Ongetwijfeld heb ik er een aantal over het hoofd gezien, maar de
volgende namen herinner ik me nog:
Achterhuis, Jan Dapper, Haasjes, v.d.Struik, Evert
Timmermans, Johan Assink, Willy van Dijk, Cobie Huisman, Prenger,
Frans Welmers, Albert Bargerman, Teun Erdman, Broer Huisman,
Nellestein, Willem vd Wetering, H. vd Berg, Bernard Farwick, Nijhof
Lonneker, Arent Overduin, Van Son, Prenger, Johan Hurrelbrink, Roelof
de Jong, Schaddé, Willem Wevers, Bertus Bijkerk, Henny Fölkner, Michiel
Kanon, Henk Scholten, Henny de Wit, H. Bor, Herman Grefte, Jan Kijl,
Corrie Slotboom, Tonny Rouwenhorst, J. Bor, Geert Guigelaar, Gé
Meijerman, Sonneveld, Jaap Regeling, Staarman.
Als vader "los" was van z'n handel en terugkwam naar huis was het zijn
gewoonte op de Floraparkstraat al beginnen te claxonneren ten teken van
: "Lien zet de aardappels maar vast op, mijn buik rammelt van de
honger".
Ik herinner me dat vaders Bedford vrachtwagentje geen ordinaire claxon
had maar een prachtige tweetonige hoorn die je van verre al kon
herkennen.
In de Irisstraat huurde vader later een grote garage van z'n achterneef
Johan Assink, die samen met z'n broer Jan een groentezaak hadden aan de
Oosterstraat in Enschede.
Deze garage werd als opslagruimte gebruikt voor het fruit. Johan Assink
had zich aan de Irisstraat een woonhuis met garage laten bouwen en
verhuurde deze voor onbepaalde tijd aan mijn vader.
Ik heb hier in mijn jeugd heel wat uren doorgebracht om een zakcentje
te verdienen met het laden en lossen van fruit.
Vader maakte 's zomers in het hoogseizoen werkdagen van soms wel 16 uur
en ik heb hem nooit horen klagen.
Tussen de middag was het altijd een gehaast van jewelste. Moeder
smeerde dan gauw een paar sneetjes brood die vader dan haastje-repje
naar binnen werkte
en dan weer aan 't werk.
Hierboven een foto, gemaakt met m'n Gevaert boxje, van m'n ouders op
het balkon van ons flatje aan de Weth. Haantjesstraat.
Zo te zien had vader het naar z'n zin. Hij leefde weer langzaam op,
maar de financiële toestand bleef zorgelijk.
Er werd niet voldoende winst gemaakt. Durfde vader geen winst te maken
of liet de markt het niet toe?
Of was vader niet brutaal genoeg? Allemaal vragen die
onbeantwoord zijn gebleven.
|
Mijn puberjaren
waren aangebroken.
Op mijn twaalfde verjaardag kreeg ik echte HUDORA rolschaatsen cadeau
van mijn vader en moeder en wel met grote wielen. Dat was het cadeau
van de eeuw! Iedereen had wel rolschaatsen, maar Hudora's met grote wielen dat was het absolute
summum. Tjonge, wat was ik er blij mee!
We rolschaatsten hiermee eind 1956 op autovrije zondagen op de
geasfalteerde Hengelosestraat naar Hengelo en weer terug. Iets
bijzonders. Normaal was dit niet mogelijk vanwege het drukke verkeer.
Deze autoloze zondagen werden overigens veroorzaakt door een gewapend
conflict tussen Egypte en de bondgenoten Israël, Frankrijk en Engeland.
President Nasser van Egypte liet het Suez-kanaal blokkeren met
scheepswrakken toen hij aan de verliezende hand was tegen de drie
bondgenoten. Dit had een stagnatie van de olietoevoer tot gevolg.
Deze autoloze zondagen hadden echter niet het verwachte
brandstofbesparende effect omdat men al op zaterdag ging rijden om dan
op zondagavond laat weer naar huis terug te keren.
Televisie hadden we nog niet in 1956. We hadden radiodistributie.
Daarmee kon je een beperkt aantal zenders zonder storing beluisteren:
Hilversum I en Hilversum II, en afwisselend de BBC, de West Deutsche
Rundfunk en de Belgische radioomroep.
Ik luisterde vaak naar de Skymasters, de Ramblers, Edmundo Ross met z'n
Zuid-Amerikaanse rumba orkest, Peggy Lee, Bing Crosby, Eddy Christiani,
Conny Francis en niet te vergeten Freddy Quinn met z'n Heimat liedjes.
Allemaal romantiek
hoorde je uit de luidsprekers komen in het jaar 1956. Links ziet u de
standaard luidspreker en de zenderkeuzeschakelaar van de
radiodistributie waar al het luistergenot mee te selecteren viel.
Lekker simpel hè?
Na schooltijd gingen we de boer op, schoten dan met onze katapult op
wilde zwijnen die we meenden te zien in de donkere bossen van het Hoge
Boekel.
We waren allemaal verliefd op hetzelfde meisje, Erica Boll uit de
Goudsbloemstraat.
Toen ik dertien jaar was, was Erica zestien. Ze werd door veel jongens
uit de buurt stiekem aanbeden. Als eerste van alle buurtmeisjes had
Erica een paar echte borsten waarmee ze pronkte door 's zomers laag
uitgesneden blouses te dragen.
Dit was ook de tijd dat de meisjes rokken met daaronder petticoats
droegen die de rokken wijd lieten uitstaan.
Na Doris Day was Erica Boll het mooiste meisje van de wereld. Als je
geluk had zei ze "Hoi" tegen je als je ze tegenkwam. En dan kon je dag
niet meer kapot!
Maar ze was en ze bleef onbereikbaar voor ons omdat ze steeds in het
gezelschap van grote jongens van zeventien of achttien jaar verkeerde.
We spaarden in die tijd plaatjes van filmsterren die je bij de kauwgum
kreeg, hadden een soort kaartspel ontwikkeld met lege
sigarettendoosjes, speelden verstoppertje en diefje met verlos.
Een minder prettige herinnering is dat ik altijd voor moeder
boodschappen moest halen bij de kruidenierswinkels van de Spar of de
COÖP aan de Ribbelerbrinkstraat.
Dit waren in de vijftiger jaren nog geen zelfbedieningszaken. Je stond
dan wel eens een half uur op je beurt te wachten voor een enkel pakje
Planta margarine.

Moeder vertikte het om zelf de boodschappen te gaan halen. Ik geloof
dat ze hiervoor de zelfde argumenten aanvoerde als mijn oma Assink,
zoals ik eerder omschreven in deze kroniek.
Ik ging inmiddels naar de ULO en leerde in die tijd Bob Oosterveld
kennen die zich gewoonlijk bezig hield met het experimenteren met
chemicaliën waarvan hij Bengaals vuur maakte of knalvuurwerk. Zeer
interessant natuurlijk voor aspirant pubers.
In 1956 begon ook in Nederland de Rock & Roll z'n intrede te doen.
Jerry Lee Lewis, Little Richard, Bill Hayley en Elvis Presley waren nu
te beluisteren. We luisterden dan vrijdagsavonds zo tegen een uur of
zes naar de WDR waar Chris Howland, een Engelsman die met een zwaar
Engels accent in 't Duits de internationale hitparade presenteerde, en
deze dan afsloot met "Dass war's denn wieder liebe Freunde boing,
boing, schöne grüsse vom Heinrich Pompernickel (zo noemde hij zichzelf)
und bis nächste Woche…" Dat "boing boing" was zoiets bijzonders op het
serieuze medium radio dat iedereen zich steeds weer kapot lachte om de
rare fratsen van die man.
We zijn in dat jaar 1956 ook met aantal buurtgenootjes naar de eerste
Rock & Roll film geweest, waar Bill Hayley and his Comets en Little
Richard in optraden: "Rock around the Clock".
In het westen van het land braken "nozems" hele bioscoopzalen af na het
zien van deze film, maar in het City Theater in Enschede bleef het
rustig. Gelukkig maar, want we vonden het best wel een beetje eng.
Dit was eigenlijk het begin van de periode dat de jeugd zich begon af
te zetten tegen de gevestigde orde. Jongens en meisjes liepen rond met
fel gele, flitsend rode of knalgroene sokken, om te laten zien dat ze
zich niet meer wilden scharen onder de conventionele meute. Rock &
Roll sokken werden die genoemd. Ook zijn we een paar maanden later met
z'n allen naar de film "High Society" geweest. Hier speelde Grace
Kelly, Bing Crosby, Frank Sinatra en Louis Armstrong in mee. De song
"True Love" werd hierin gezongen door Grace Kelly en Bing Crosby.
Romantische tijd was dat!
|
Zwaar
werk.
Zoals ik al schreef moest ik na schooltijd vader vaak helpen met het
laden en lossen van fruit. Dat was zwaar werk. Een kist appelen woog
toentertijd inclusief verpakking 25kg en de peren 30kg en geld voor het
kopen van een steekwagen was er niet. Alles werd met de hand gelost en
geladen. Toen ik wat meer uit de kluiten begon te wassen, werden er
soms drie kisten op elkaar gestapeld waar ik dan mee liep te sjouwen.
Hierdoor heb ik ongetwijfeld m'n slechte rug opgelopen. Later kreeg
vader hulp van Harry Slottje uit de Goudsbloemstraat die vader na
schooltijd, en later als vast personeelslid assisteerde. Later toen
Harry ging werken als chauffeur bij de firma Eggers, een exportfirma in
groente en fruit uit de Molenstraat in Enschede, werd vader geholpen
door Henkie Slottje, de jongere broer van Harry. Aardige jongens waren
het.
Vervolgens werd dit werk overgenomen door Jantje Meesters. Jan kwam uit
een gezin van zes kinderen en woonde in ons trappenhuis op de
benedenetage. Ook aan Jan Meesters heb ik goede herinneringen omdat
deze jongen net als die jongens van Slottje harde werkers waren. Voor
mij werd het leven toen wat gemakkelijker. Ik kon me ook wat beter met
m'n studie bezig houden, hetgeen broodnodig was, gelet op mijn
toenmalige matige resultaten op school.
Ik ging in de schoolvakanties wel vaak mee naar de veiling in Elst.
In het hoogseizoen (de pruimentijd) in de maand augustus stonden we dan
's morgens al om vier uur op en kwamen dan soms 's avonds om tien uur
pas weer thuis. Toch denk ik aan deze tijd soms met weemoed terug
waarschijnlijk ook een beetje vanwege het avontuurlijke karakter. Er
gebeurde altijd wel iets spannends onderweg en ik verdiende een aardig
centje met dit vakantiewerk.
|
Radiotechniek.
Ik begon interesse te krijgen voor draadloze telefonie.
Het begon in die jaren met experimenten met een eenvoudige
beltransformator die ik van mijn zakgeld kocht bij de winkel van
Jansen-Edison aan de voet van de Edo Bergsmabrug op de hoek van de
Oosterstraat en de Laaressingel. Ook mijn vriendje Bob kreeg interesse
in de radiotechniek en langzamerhand begonnen we te experimenteren met
zelfgebouwde kristalontvangers waar we de steunzender bij de
Kettingbrug aan de Hengelosestraat mee konden ontvangen.
|
Bad
Boekelo.
In deze periode bezocht ik regelmatig na schooltijd Bad Boekelo. Ik
kreeg van m'n ouders een abonnement.
Dat kostte eind vijftiger jaren het toentertijd niet geringe bedrag à
Hfl 17,50.
Dikwijls op vrije dinsdag - en donderdagmiddagen nam ik m'n huiswerk
mee naar "de zee op de heide" zoals Bad Boekelo werd genoemd vanwege
het grote, met zout water gevulde golfbad en het mooie aangrenzende
wandelpark.
In die jaren hadden we zonder uitzondering prachtig weer. Zo herinner
ik me dat althans.
Op weg naar Bad Boekelo, als ik langs het spoorlijntje aan de
Zoutindustrieweg fietste, verbeeldde ik me het zoute water van het
golfbad al te ruiken.
Dan snel de fiets gestald bij de fietsenstalling van Zieleman, een
kleedhokje zoeken, de kleren in zo'n houten bak in bewaring geven, en
dan de plons in! En natuurlijk uren bakken in de zon.
En als ik dan 's avonds de slaap niet kon vatten vanwege m'n
roodverbrande rug, smeerde moeder er Tsjamba Fi op. Dat middeltje
haalde de brand eruit.
Af en toe, als de bok vet was en het weer stond het toe, dan kwamen
mijn ouders met het Bedford vrachtwagentje ook naar Bad Boekelo en
brachten daar de zondag door op het grote terras.
Het was dan vaste prik dat mijn neefjes en nichtjes, die ook vaak
aanwezig waren, oom Willem en tante Lien lieten zien wat ze allemaal
wel durfden in het diepe golfbad. Ik hoor ze in gedachten nog roepen:"
tante Lien, kijk eens...".
En, als de sirene bego n te loeien, dan kwam het
golfbad in beweging. Grote door elektromotoren aangedreven schuiven
brachten het water in beweging en je moest als badgast dan rennen om
een plaatsje aan de touwen te bemachtigen waar je de hoge golfen dan
probeerde te weerstaan.
Klik op de foto links
voor een beeld van de drukte in het golfbad van Bad Boekelo
op een zonnige zondagmiddag eind vijftiger jaren .
Toen ik een jaar of tien was heb ik heb hier leren zwemmen door in het
diepe gedeelte van dit golfbad steeds een stukje verder van de kant te
gaan "zwemmen", althans wat daar voor door ging. En zo verdween mijn
angst te verdrinken.
Soms fungeerde vader met z'n Bedfordje ook als taxichauffeur als er een
plotselinge weersverslechtering had plaatsgevonden. Vrienden en
bekenden vroegen dan of ze mee mochten liften naar Enschede. Hun
fietsen werden dan achterop de laadbak vastgebonden en de passagiers
namen dan plaats onder een dekzeil waar ze tijdens de terugrit naar
Enschede konden schuilen voor de regen.
En af en toe als vader goed verdiend had aan een vrachtje,
permitteerden ze zich een chique uitje naar bijvoorbeeld hotel bad
Boekelo waar ze dan in vol ornaat acte de présence gaven, een glaasje
dronken, een dansje maakten en 's nachts weer vrolijk huiswaarts
keerden in het Bedford vrachtwagentje…
Geheel in stijl dus! Alles kon in die jaren na de oorlog.
Nu zou men zich generen voor zo'n situatie.
|
"De
Anna"
In 1958 was dit Bedford vrachtwagentje te klein geworden voor de firma
G.W.Assink, Groothandel in Fruit te Enschede. Er moest dus een grotere
worden gekocht. Na veel rekenen werd na overleg met oom Jan Schekman
een DAF vrachtwagen gekocht. Ik meen me te herinneren dat hiervoor
F.14000,-- betaald moest worden. Het was een prachtige grijsblauwe
truck, waar vader geweldig trots op was. Op de voorzijde van de laadbak
liet vader door carrosseriebouwer Van Berkum uit Lochem met grote
letters ANNA schilderen. Een hommage aan zijn moeder. Iedere maand
moest moeder, die de boekhouding deed, alle dubbeltjes bij elkaar
schrapen om het af te lossen bedrag te kunnen overmaken aan de
financieringsmaatschappij. Vader kon nu veel meer fruit laden en op de
veiling VVOB te Elst was ANNA zoals vader daar door het personeel
genoemd werd, een welgeziene afnemer. De drukke tijd begon altijd in
juni. Dat was de aardbeientijd. Vader ging dan drie keer in de week 's
morgens om vier uur op pad om dan netjes op tijd op de veiling alle
kavels te kunnen noteren. De veiling begon om 7.00 uur en als alles
gladjes verliep dan kon hij met het gekochte fruit om 10.00 uur weer op
de terugtocht via de oude weg van Arnhem naar Zutphen, en via Lochem
naar Twente. Als het dan meezat, was hij 's avonds om een uur of acht
"los" (uitverkocht), maar heel vaak als het met de verkoop tegenzat,
werd het wel een uur of tien. In de herfst verkocht
vader grote vrachten goedkope peren aan klanten in Denekamp. Deze peren
werden door Duitsers gekocht voor de weck. We kochten deze peren vaak
voor de minimum prijs van 6 cent en als het meezat konden we een
kwartje beuren. Vijfentwintig kilo in een kist betekende dus een
brutowinst van HFL 4,75! Ik herinner me dat vader wel eens HFL 800,-
aan dit soort vrachtjes verdiende en dat was in die jaren erg veel
geld. Maar als het dan de volgende keer weer tegenzat werden deze
slechte perenrassen zoals maagdenperen, kraaieperen, ijsbout,
jodenperen, nouveau poiteau, beurree de merode en hoe ze ook allemaal
hebben mogen heten, verkocht voor drie stuivers per kilo. Ook nog niet
slecht…. Maar zelfs met deze grotere vrachtwagen was het over het
algemeen geen vetpot. Het probleem was dat er geen financiële reserves
konden worden opgebouwd. Dit hield in dat er 's winters soms uitstel
van betaling moest worden gevraagd van de maandelijks af te lossen
bedragen aan de financieringsmaatschappij als er weer eens slecht
verdiend was omdat er geen aanvoer van fruit op de veiling was. Moeder
moest dit soort problemen oplossen hetgeen steeds weer leidde tot
crisissituaties bij ons thuis. Ik heb, zoals ik al eerder schreef,
vader echter nooit horen klagen. Zijn flegmatiek deed mij steeds weer
versteld staan. Ik had wel eens het gevoel dat hij van tevoren wist dat
de toekomst er nog niet zo slecht uit zag. Een blind vertrouwen dus.
Een van vaders uitspraken op z'n plat Hengelo’s zal ik nooit vergeten:
" 't is nog nooit zo donker e'wes, of 't is wa weer licht e'wodn"
.
De DAF vrachtwagen had een 80PK Perkins dieselmotor die keer op keer
problemen had met starten bij koud weer en bovendien sprongen af en toe
de hogedruk brandstofleidingen wat tot gevolg had dat de dieselolie
onder de motorkap vandaan als een nevel naar buiten kwam. Je stonk dan
een uur in de wind en moest als de sodemieter naar de dichtstbijzijnde
DAF dealer om de boel te laten repareren. Maar ook hebben veel vrienden
en bekenden plezier beleefd van deze vrachtwagen.
|

Scheveningen.
Lien en Willem gingen met de "ANNA" menig zomers weekend naar
Scheveningen alwaar ze de als "vakantiebungalow" ingerichte vrachtwagen
op de Boulevard parkeerden, en slechts de straat hoefden over te steken
om op het strand te komen.
Af en toe mocht mijn nichtje Ineke Scheper met een vriendin ook mee.
Overdag lagen ze dan te bakken in de zon en 's avonds mochten ze dansen
bij Palais de Dance, een bekende uitgaansgelegenheid in het begin van
de zestiger jaren.
Hier traden dan o.a. de "Tielman Brothers" op, een bekende rockgroep
van Indische Nederlanders.
En, keurig netjes kwamen de dames dan voor middernacht terug naar onze
"bungalow op wielen".
De laadbak van de vrachtwagen was overigens verdeeld in een woon - en
een slaapgedeelte, netjes door een gordijn van elkaar gescheiden.
Ik kan me alleen niet meer herinneren welke oplossing ze hadden als je
een grote of kleine boodschap moest doen. Op een emmer misschien? En
waar lieten ze dan de inhoud van die emmer? Ik weet het niet meer...

Op de foto rechts zien we v.l.n.r. een gedeelte van Willy Grootenhuis,
een vriendin van nichtje Ineke, mijn moeder, Betsie Assink, nichtje
Ineke Scheper en mijn vader uitpuffend van de klimpartij.
Ik denk dat Johan Assink, een
achterneef van vader, dit kiekje geschoten heeft.
Er sliepen dus totaal zes mensen in de laadruimte van de vrachtwagen
(!).
Wat zullen late bezoekers van deze Scheveningse parkeerplaats
verwonderd hebben geluisterd naar het harde gesnurk van mijn vader…
Maar van ieder weekend in Scheveningen werd met volle teugen genoten.
Moeder zorgde dat er op zondagochtend altijd wel iets lekkers bij de
koffie was. Befaamd waren de gemberbollen van de beroemde Haagse bakker
Krul die in Scheveningen ook een filiaal had. Op den duur werd de
parkeerplaats door meer mensen gebruikt om er te overnachten. Enkele
dames van lichte zeden begonnen hier hun beroep uit te oefenen in
gammele caravans die daar waren geplaatst en dienst deden als
peeskamertje. Maatschappelijke problemen waren nu dus te verwachten.
Even later was het inderdaad niet meer toegestaan op deze parkeerplaats
te kamperen en moesten vader en moeder naar de Scheveningse binnenhaven
verhuizen. Hier hebben ze nog een aantal jaren gestaan. Later niet meer
met de vrachtwagen, maar met een FIAT bestelwagen, waar ze een
zelfgemaakte tent hadden aangebouwd.
|
Dansles.
Toen ik een jaar of zestien was mocht ik samen met m'n vriendjes op
zondagmiddag danslessen volgen bij de dansschool van Wim en Gerry
Lammerink aan de Spelbergsweg in Enschede. Dit was voor mij altijd een
crime omdat ik er niet veel van terechtbracht. En ik vond het altijd
verschrikkelijk dat mevrouw Gerry Lammerink mij daarom steeds uitkoos
om dan met haar te dansen. M'n maatjes stikten dan de moord van het
lachen omdat deze nogal weelderig geproportioneerde vrouw me bij
bepaalde dansfiguren zo dicht tegen haar aantrok, zodat het wel leek
dat ik met mijn puistenkop tussen haar borsten vastgeklemd zat. Ik was
altijd blij als we weer konden gaan. Dat is ook de reden dat ik nooit
goed dansen heb geleerd…
Dansles was voor mij dus een min of meer noodzakelijk
kwaad. Je moest immers een beetje kunnen dansen om er bij te horen?
Haar naam is niet blijven hangen, maar dit was dan een van mijn
kalverliefdes op dansles.
Ik zit hier als ventje van zestien met een dromerige blik (of had ik
een pilsje teveel op?) voor de zoveelste keer verliefd te wezen.
Zo te zien was er van haar kant kennelijk ook wel genegenheid want ik
mocht m'n arm om haar
heenslaan.
Maar met haar is 't nooit wat geworden.
Ik was heftig op zoek naar het meisje van mijn dromen en bezocht op
zaterdagavond feestjes die toen nogal eens gehouden werden in
speeltuingebouwtjes.
De ruimtes in deze kale gebouwtjes werden dan versierd met visnetten
aan het plafond en op de tafeltjes stonden met kaarsenvet gegarneerde
Chianti mandflessen waarin kaarsen zorgden voor de onontbeerlijke
sfeerverlichting.
Op dit soort feestjes ontstonden voor mij talloze romances die steeds
weer op niets uitliepen. Reden hiervoor was meestal dat ik meisjes
uitzocht met het verkeerde geloof. Òf ze waren Rooms òf ze waren van
Christelijk Gereformeerde huize.
Steevast kreeg ik dan na een paar weken te horen dat ze het van haar
ouders uit moest maken omdat ik niet van dezelfde kerk was.
Nederland was in deze jaren na de oorlog stevig verzuild waarbij de
kerken nog grote invloed hadden op het dagelijks leven: men was er in
die tijd als de dood zo bang voor dat de mensen zich van de kerk zouden
afkeren door invloeden van buitenaf. Pastoors en dominees schreeuwden
in die tijd nog hoog van de kansel: " twee geloven op een kussen, daar
slaapt de duivel tussen".
En bij dit credo legden de "schaapjes" zich dan neer.
Het was toch immers zo dat meneer pastoor en de dominee de zuivere
waarheid spraken. Daar viel absoluut niets tegen in te brengen!
En dan fietste ik 's zaterdagavond, een illusie armer, met m'n ziel
onder de arm door de grauwe, slecht verlichte straten van de
fabrieksstad Enschede op weg naar het volgende feestje, in de hoop daar
de grote liefde te ontmoeten. Ik was verdorie al zeventien, en dan
wordt het toch zeker tijd dat je vastigheid krijgt met een meisje….
Een vast uitgaansdoel voor mij en m'n vrienden van weleer waren de
dansavonden op de zaterdagavond in de Schouwburg Irene aan de
Noorderhagen in Enschede. Hier speelde op de bovenverdieping de "Cotton
Town Jazzband" mijn favoriete dixieland en bluesmuziek.
De band speelde van acht tot half twaalf als ik me goed herinner.
Als er dan ergens een feestje georganiseerd werd, en je had op dat
moment geen vriendinnetje, dan ging je daar eerst een meisje
"versieren" om dan samen met haar vervolgens dat feestje te bezoeken.
Er werd dan tête à tête gedanst, goedkope zoete wijn van de Gruijter
gedronken (dit "zuurtjeswater" koste 98 cent per fles) en aan het einde
van de avond mocht je (als ze er dan nog niet met een ander tussenuit
was) haar dan, al slingerend op de fiets, naar huis brengen.
|
Margriet.
En zo gingen weken en maanden voorbij.
Ik zat inmiddels in Hengelo op de UTS en had het erg druk met de
studie.
In Enschede had ik uiteindelijk toch het meisje van mijn dromen
gevonden: Margriet Huber.
Margriets ouders waren gescheiden. Ze was na de scheiding met haar
moeder van Leeuwarden naar Enschede verhuisd en woonde in het grote
huis van Jacob Bakker van de ijzerhandel aan de Perikweg. Haar moeder
had daar een baan aangenomen als huishoudster.
Margriet's vader woonde met haar broer in Leeuwarden. We zijn daar
samen eens op bezoek geweest.
Ik heb met Margriet zo ongeveer een half jaar gelopen, wat in die tijd
toch wel gekenmerkt werd als vaste verkering. Maar op een gegeven
moment kwam er ook aan deze verkering een eind.
Margriet maakte het uit om de een of andere duistere reden.
Ik weet nog dat ik een week lang helemaal van de kaart was van
zelfmedelijden.
Achteraf gezien heeft ze me toch iets kostbaars nagelaten: aan haar heb
ik namelijk te danken dat ik van klassieke muziek ben gaan houden. We
zaten nogal eens op haar kamertje innig verliefd en hand in hand naar
grammofoonplaten met walsen van Chopin te luisteren. Het was een hele
romantische tijd.
|
Aan
het werk.
Toen de school in Hengelo er op zat, gaven mijn ouders me ter
overweging of ik toch niet liever in de zaak wilde komen. Hun argument
was dat ik op de lange duur toch meer kon verdienen dan met een baantje
in de elektrotechniek. Het was hun bedoeling dat ik dan na onbepaalde
tijd de zaak zou overnemen.
Dit zou dan voor mijn ouders een geweldige uitkomst zijn omdat ze mij
dan in deze financieel moeilijke jaren geen volledig salaris hoefden
uit te betalen.
Ik accepteerde, met als belangrijkste argument de grotere vrijheid die
me geboden werd.
Zo rolde ik in de handel en ik heb hier achteraf geen spijt van gehad
omdat ik in deze branche echt de handel heb leren kennen. De
fruithandel is immers veel moeilijker dan bijvoorbeeld de handel in
manufacturen. Ik had nu dus voor de eerste keer in mijn leven een
belangrijke keus gemaakt. Op de handelsavondschool haalde ik het
noodzakelijke middenstandsdiploma.
|
Diensttijd.
Ik werd ingedeeld bij de Verbindingstroepen en moest opkomen in Grave
bij Nijmegen voor de rekrutenopleiding. Hier werd ons verteld dat alles
wat we moesten weten ter verdediging van het vaderland, in ons
'Handboek Soldaat' terug te vinden was.
Deze rekrutenopleiding duurde al met al twee maanden.
Hierna verhuisde ik naar de Hojelkazerne in Utrecht voor een zes
maanden durende opleiding als radiomonteur.
Hier ziet u een foto van mij en mijn kamergenoten (lichting 62-3) op
onze kamer tijdens de kerstdagen van 1962 in de Hojelkazerne.
Staande vlnr ziet u Boelens, Jan Veenhuizen, Peter de Vrind en Vos.
Zittend vlnr: Gerrit Jan Assink, Arie Bakker, Ben(?)van Meurs, Jan
Segers en Eddy Eggelaar.
Zo te zien zat de stemming er goed in...
Het was een geweldige leuke tijd; we hadden vreselijk veel lol met
elkaar, maar ik moest bij gelegenheid ook flink blokken om bij te
blijven met de opleiding radiotechniek.
Ik was dan ook zeer voldaan toen ik na zes maanden deze stoomcursus met
goed gevolg had afgelegd. Ik had er flink wat geleerd dat kwam goed te
pas kwam voor m'n hobby!
Ik was technisch specialist en had me al op voorbereid op de langdurige
diensttijd van 21 maanden.
Maar op goeie dag moest ik bij onze kapitein komen die me vertelde dat
ik algehele vrijstelling van dienstplicht kreeg vanwege onmisbaarheid
in de zaak van vader. De mond viel me open van verbazing!
Moeder had de militaire rechtbank in Den Haag weten te overtuigen van
mijn onmisbaarheid in de zaak omdat vader veel last kreeg van
benauwdheid.
Kon ook niet anders want vader rookte in die tijd twee pakjes
Egyptische sigaretten (Dubec) per dag.
En stinken dat die dingen deden…
Geen 21 maanden maar slechts 8 maanden had mijn diensttijd geduurd en
iedereen behalve hare majesteit de koningin was hiermee tevreden.
Ik was voor haar deze 8 maanden immers een dure kostganger geweest…
|

Ria Dijkstra.
Ik werkte inmiddels een jaartje bij vader, deed goed mijn best op de
avondschool, haalde mijn rijbewijzen maar was intussen druk op zoek
naar 'vaste verkering', zoals dat zo mooi heette.
Maar zoals ik al eerder schreef, waren alle mooie meisjes van het
verkeerde geloof.
Toen, op zaterdagavond 1 juni 1963 zat ik in de schouwburg Irene aan de
Noorderhagen in Enschede waar iedere zaterdagavond de "Cotton Town
Jazzband" optrad, samen met een vriend een pilsje te drinken.
Ik kende zo langzamerhand alle vaste bezoeksters, maar een paar meter
verderop zag ik een schattig gracieus meisje staan dat ik hier nooit
eerder had gezien. Ze had een lange paardenstaart en een groene
ponchoachtige blouse aan.
Ze was samen met haar nichtje Ank een avondje stappen. Ze was
betoverend mooi.
"Ik heet Ria" zei ze, en ze wilde wel een dansje met me maken.
De band speelde Up a lazy river by the old millstream, that lazy
lazy river where we both can dream, linger in the shade of an old oak
tree....
Romantisch genoeg, maar ik weet ook nog wat ik op dat moment dacht:
"daar ga je weer Gerrit Jan, alweer een katholiek meisje. Dit zal ook
wel weer op een fiasco uitlopen".
Ik dacht nl. dat Ria een afgeleide was van Maria, hetgeen een indicatie
was voor het rooms katholieke geloof.
Maar m'n hart maakte een sprongetje toen ze vertelde dat ze niet kerks
was.
Ik was opnieuw stapelverliefd. Zou zij het dan worden?
Een nieuw afspraakje voor het volgende weekend werd gemaakt, maar dat
duurde me eigenlijk te lang.
Daarom bracht ik haar de maandag erna een grote doos aardbeien, hetgeen
bij haar en haar moeder in zeer goeie aarde viel. Toen maakten we een
tussendoorafspraakje voor haar enige doordeweekse vrije avond, de
woensdagavond.
De rest van de avonden was ze verhinderd omdat ze op de AKI een cursus
vrij tekenen en schilderen volgde.
Vanaf toen zagen elkaar zodra daar maar even gelegenheid voor was.
Gerrit Jan Assink had vaste verkering!
|

Deze foto werd gemaakt toen Ria en ik
elkaar twee weken kenden.
Ria's moeder vertelde ons wat er op die
dag gebeurde.
"Mijn barensweeën volgden elkaar al in snel tempo op toen ik achterop
vader's fiets (met houten banden) gezeten het ziekenhuis Ziekenzorg
bereikte. Gelijktijdig werden daar de slachtoffers van het bombardement
daar aangevoerd. Het gehele ziekenhuispersoneel
werkte koortsachtig om de gewonden te
verzorgen met het gevolg dat er in deze paniek geen verloskundige hulp
kon worden gevonden. Uiteindelijk heeft een in de haast opgetrommelde
kinderarts (op het laatste nippertje) Ria ter wereld gebracht".
Lotsverbondenheid.
Ria Dijkstra werd geboren op 22 maart
1945.
Het bijzondere van deze datum is dat even voor haar geboorte
Amerikaanse bommen ons huis hadden vernield.
Deze dag werd in ons
gezin met gemengde gevoelens herdacht als een dag des onheils, maar ook
als een geluksdag omdat we dit bombardement niet met ons leven hadden
moeten bekopen.
Maar de tijd heelt alle wonden zegt men wel eens, en langzamerhand werd
de 22e maart voor ons allen een feestdag waarbij door mij ieder jaar
toch nog wel even wordt stilgestaan bij deze afschuwelijke gebeurtenis
in de Ledeboerstraat in 1945.
Ria en ik hebben, zo u ziet, een vreemde lotsverbondenheid door deze
22e maart 1945.
Onze relatie werd een serieuze zaak, we hadden een heerlijke
verkeringstijd, en in 1967 zijn we getrouwd.
En... in september 2007 vierden we samen met onze kinderen en
kleinkinderen ons 40 jarige huwelijksfeest.
|

|
De
laatste jaren van Lien en Willem.
Mijn ouders woonden de laatste jaren van hun leven in appartement in de
C.F. Klaarstraat in Enschede.
Hier begon mijn vader op 74 jarige leeftijd te dementeren.
Dit was een hele moeilijke tijd voor mijn moeder. Ze klaagde geregeld
dat ze het bijna niet meer aankon.
Wij vonden het erg naar voor haar, en achteraf gezien beseften we toen
niet hoeveel impact dit heeft gehad op haar gezondheid. Immers, als wij
op zondagochtend een kopje koffie kwamen drinken, deed vader toch vrij
normaal?
Mijn vader, Gerrit Willem Assink, overleed op 5 juli 1982. Hij was 77
jaar.
Moeder leed de laatste jaren van haar leven aan hartklachten en was
hierdoor erg vermoeid.
Carolina Hendrika Assink-Evers overleed op 28 oktober 1987 op 81 jarige
leeftijd.
Ik werd een weeskind...
|
Terug
naar de introductie pagina
|